Translate

zondag 26 februari 2012

OVER CARNAVAL EN HET STOCKHOLMSYNDROOM

Carnaval, bijna iedereen is veel kleurrijker gekleed dan anders. Rood, blauw, felgroen, veren etc.
Het is immers een vrolijk feest. Narren en clowns dragen altijd kleurrijke kleding.
Maar waarom dragen we de rest van het jaar dan zulke sombere kleding?


In de middeleeuwen had je, zoals iedereen weet, drie standen, de adel, de geestelijkheid en de burgerij.
De adel hield van kleur, denk aan de riddertournooien, maar ook aan aristocratische hoven, feesten paleizen etc. Ze moesten gekend en bijvoorbeeld in oorlogen herkend worden. Geestelijken gebruikten in principe ook kleur, denk aan misgewaden, kardinalen in het rood, pausen etc.
Kleine boeren, de meerderheid van de bevolking, meestal lijfeigenen, droegen grijze en bruine kledij als teken van onderdanigheid (evenals monniken die in hun gelofte van armoede armen nadeden).
De latere burgerij, die voor een groot deel afstamde van de lijfeigenen droegen ook veel minder kleurrijke kleding als de oude adel. Dit geldt voor de opkomende bourgeoisie in de 19e eeuw, zij droegen zwarte pakken met hoge hoeden.
Bruine en zwarte kleding is "stemmig"en wordt nog steeds bij chique gelegenheden gedragen.



Veel "normen en waarden"van de voormalige lijfeigenen en horigen hebben we behouden.
Carnaval echter was een omkering van "normen en waarden". Even moest de druk van de ketel gehaald worden, de machteloze gaat zich een paar dagen als zijn machthebber gedragen (hij stelt zelfs een eigen prins carnaval aan), overgoten echter met ironie en humor.


Een humor die we nu niet meer helemaal begrijpen. We blijven het grappig vinden als iemand zich overdeven snobistisch gedraagt, maar de kleurige kleding met carnaval en van narren en clowns zien we slechts als vrolijkheid. Eigenlijk was bijvoorbeeld een hofnar iemand die in zijn kleding zijn heer nadeed, hij was een karikatuur van zijn heer. Dit zien wij niet meer, laat staan dat we er om kunnen lachen. Over vier eeuwen snappen ze de quintessens van onze humor ook niet meer.
Naast normen op het gebied van kleding heeft de bourgeoisie zich ook andere "normen" eigen gemaakt. En jawel, na eeuwen als slaaf beoordeeld te zijn om zijn werklust, heeft men ook die geïncorporeerd. Een vorm van zelfdwang die in de plaats kwam van de voormalige fysieke dwang waarover Elias sprak (zie vorige blog).
Men is nu niet langer slaaf van zijn heer maar van zichzelf. In feite lijdt de bourgeoisie die na de Franse revolutie de dienst uitmaakt aan het Stockholm syndroom. Men  vereenzelvigt zich immers met de eisen van de voormalige en verdwenen (aristocratische) overweldigers, men blijft zich zelfs stemmig kleden. De bourgeoisie ontleent zijn eigenwaarde aan arbeid en beoordeelt ook zijn medemens verregaand naar soort werkzaamheden die deze verricht.
De voormalige aristocraten maar ook de oude Grieken en Romeinen lieten er zich helemaal niet op voorstaan dat ze zo hard werkten, juist niet, dat was iets dat je door anderen moest laten doen. De bourgeoisie daarentegen is graag ijverig, kleuters krijgen al een beoordeling voor vlijt.
De revolutie van de hippies tegen de arbeidsmoraal is dan ook volkomen mislukt.
Is het werkelijk zo slecht gesteld met onze houding tegenover arbeid.
Toch wel, denk aan uitbuiting van arbeiders in de 19e eeuw, kinderarbeid, slechte arbeidsomstandigheden, arbeit macht frei, arbeidsgerelateerde ziekten, RSI, burn-out, bore-out, workaholics, verwilderde managers, werkloosheid, gevaarlijke situaties door een tekort aan artsen terwijl er uitloting bestaat en co-assistenten zich te pletter werken, uitsluiting van vrouwen, allochtonen en ouderen.
Volgende blog een iets ander onderwerp.

Geen opmerkingen: