Translate

zaterdag 16 juni 2012

OVER DIMENSIES EN DE WAARNEMINGSHORIZON

Om even terug te komen op de reactie van Frank op de vorige blog.
Taal roept beelden op, en beelden roepen taal op. In feite zijn die beelden ook weer een eigen taal.
Onze hersenen vertalen een lange lichtgolf in wat wij noemen rood, een korte in blauw.
De naam vertalen zegt het al, onze hersenen (ver)talen. Hoe leg je iemand die zijn hele leven blind is geweest echter uit wat rood of blauw is.



Zo zijn wij allemaal blind voor bijvoorbeeld meer dan drie dimensies (zo die bestaan).
We zijn misschien als blinden die van anderen (in de vorm van abstracte natuurkundige formules) horen dat er misschien iets als rood bestaat, zonder daar ooit zelf maar een voorstelling van te kunnen maken. Het lijkt soms alsof deze formules een heel klein stukje van het ding an sich van Kant aanraken. Men weet (vermoed) dat iets bestaat maar de menselijke hersenen zijn niet in staat het zich te verbeelden.



Gezondheidszorg in de 2e dimensie


Nog even over de superstringtheorie, daar zijn wel leuke aspecten aan.
Eendimensionale snaren zouden in meerdere dimensies trillen.
Iets ééndimensionaals bestaat niet in de macrowereld. Een snaar is niet ééndimensionaal maar uiteindelijk driedimensionaal. Zelfs de dunste lijn is uiteindelijk tweedimensionaal.
Een ééndimensionaal iets kent maar één richting, heen en terug, alleen afstand. Vandaar dat, men denk ik, het beeld van iets langwerpigs en ééndimensionaal lijkend iets heeft willen oproepen. Een snaar.
Met de snaartheorie wil men zeggen dat iets ééndimensionaals in een meer(tientallen)dimensionale ruimte trilt. De snarentheorie bestaat in combinatie en naast tientallen andere theorieën.
In het populair wetenschappelijk boek "Een kleine geschiedenis van bijna alles" schrijft Bill Bryson "Het een en ander heeft in de natuurkunde een punt bereikt, aldus Paul Davies in Nature, waar het 'voor de niet wetenschapper bijna onmogelijk is om nog onderscheid te maken tussen de legitieme gek en totaal geschifte".
In ieder geval kan geconcludeerd worden dat we materie, ruimte en tijd nog lang niet doorgronden.


Een vierdimensionale kubus (zo die bestaat en tijd even buiten beschouwing gelaten) afgebeeld in drie dimensies (eigenlijk 2, het computerscherm is vlak).
Een driedimensionaal object beeld je in twee dimensies af door lijnen vanuit de hoekpunten van twee vierkanten te trekken. "Vlaklanders", denkbeeldige tweedimensionale wezens zien ook dan nog geen kubus.
Een vierdimensionale kubus beeld je in de derde dimensie af door de hoeken van twee kubussen te verbinden.
Onze driedimensionale hersenen weten echter niet wat ze zien (hyperkubus).
Uit Wikipedia.


En dan is er ook nog donkere materie

Wat minder wetenschappelijke eigen interpretatie hier.
Op dit uiterst merkwaardig Plancklengteniveau moeten we misschien "het einde van ons heelal" zoeken (al kunnen we nog lang niet op dit niveau zoeken).
In de ruimte zelf zullen we die niet vinden.
Op een boloppervlak in een tweedimmensionale wereld zul je nooit het einde vinden als je over de bol rond blijft draaien.
Het eind van het bol-oppervlak bevindt zich echter op elk willekeurig punt van de bol als je naar beneden of boven gaat. Dus naar het niet-boloppervlak.
Met betrekking tot ruimte vind je het einde als je naar de "niet-ruimte" gaat. Naar binnen, naar het allerkleinste, het zwarte gat, de singulariteit in, naar de Planck lengte". Hoe klein dit is, zie vorige blog. Misschien kom je dan als het ware in de pixels van de natuur terecht.

Vergeet ook niet dat als we ver genoeg kijken, in alle richtingen, we in een singulariteit kijken, die van het begin van de big bang. We kijken dan immers tegen de waarnemingshorizon van 13,5 miljard jaar geleden aan, het begin van de oerknal, toen het heelal begon. Als we maar ver genoeg weg kijken, kijken we in feite in het allerkleinste, uiteindelijk in het niets. Het allergrootste wordt zo in onze perceptie door het allerkleinste omringd.
Licht van sterren die verder weg staan dan 45 miljard lichtjaar heeft ons immers nog niet bereikt (45 miljard en geen 14 in verband met de uitdeiing van de ruimte). Het gehele heelal is vermoedelijk honderden malen groter (of duizenden etc. niemand weet het).
Aldus verliest het begrip ruimte, klein/groot zijn betekenis.


Aldus kijken we in de big bang, dus in iets bij de aanvang onmetelijk kleins, dat ons notabene omringt


Met het heelal als geheel heb je dezelfde problemen die je hebt als afzonderlijke persoon.
Voor dat het er was, was er een onvoorstelbare niet-tijd, een niet-ruimte waar we steeds tegen aankijken.


woensdag 6 juni 2012

OVER OPGEROLDE DIMENSIES EN DRAAIKOLKEN





Ouderwets atoommodel

Je kunt materialist zijn, maar materie is gecompliceerd en we weten er nog lang niet alles over.
Ik citeer in grote lijnen Bill Bryson, het boek "Een kleine geschiedenis van alles".
Het beeld van het atoom als een planetenstelsel waarbij de electronen rond een kern draaien als een zonnestelsel in het klein blijkt volkomen fout. Electronen circelen als bladen van een ventilator rond een kern. Ze lijken dan overal tegelijk te zijn, en zijn dat in tegenstelling tot ventilatorbladen ook. Een electron bestaat in feite niet voor het wordt waargenomen. Tot het wordt waargenomen kan het overal of nergens zijn. Het electron circelt niet als een planeet om zijn zon maar neemt eerder het vormloze aspect van een wolk aan.
Bijna alle massa van het atoom is in de kern geconcentreerd aldus het weekblad van de TU Delft.
"De afstand van de elektronen tot de kern is honderdduizend keer groter dan de afmeting van de kern zelf".
Hieruit volgt dus dat als de kern een doorsnede van een meter zou hebben het eerste electron zich 100 km verder zou bevinden. Dus stel dat een kern zo groot als een strandbal in Scheveningen zou zijn, dan zou de eerste electronenschil een straal hebben die zich ongeveer ter hoogte van het centrum van Nijmegen zou bevinden (hemelsbreed).
Materie bestaat dus grotendeels uit lege ruimte. Dat we materie waarnemen komt vooral door het krachtveld.



De electronenschil (wolk) bevindt zich 100 km verderop

In de vorige blog noemde ik de Planclengte. Volgens de huidige stand van de wetenschap is de Plancklengte, ook kwantumlengte genoemd, de kleinste lengte die in onze kosmos voorkomt; kleinere afstanden kunnen niet voorkomen (waarom is mij niet duidelijk).
Het is ongeveer een honderd triljoenste deel van de middellijn van een proton, oftewel ongeveer een honderd triljoenste deel van de middellijn van een proton, oftewel 0,000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 016 162 412 meter. Om deze ontzaglijk kleine schaal te verduidelijken: stel je voor dat een proton opgeblazen zou worden tot de grootte van de gehele Melkweg. Een planckdeeltje zou op deze schaal dan de grootte hebben van een mens, aldus Wikipedia.

Hoe groot is eigenlijk de melkweg?
Als we de Melkweg van opzij zouden kunnen zien, zou zij eruitzien als een schotel (de galactische schijf) met een verdikte kern (de centrale verdikking). De galactische schijf heeft een diameter van 100.000 lichtjaren; de dikte is buiten de centrale verdikking ongeveer 3000 lichtjaren. De Melkweg is samengesteld uit ten minste 200 miljard sterren (recentere schattingen spreken zelfs van rond de 400 miljard sterren), waarvan het grootste deel zich in de schijf bevindt, aldus wikipedia. In de vorige blog noemde ik de vergelijking atoomkern-zonnestelsel.




De allerkleinste afstand die natuurkundigen kennen is de Plancklengte, een minuscule meetlat van 1,6 × 10-35 meter – 35 nullen achter de komma. Op zulke afstanden is de wereld geen glad toneel meer waar deeltjes en krachten ongestoord op kunnen spelen. In plaats daarvan is er een borrelend kwantumschuim van ruimte en tijd.

Terug naar de Plancklengte.
Op deze schaal zouden dus supersnaren als ééndimensionale snaren in vele (tien of meer) dimensies trillen en met hun trillingspatroon de eigenschappen van elementaire deeltjes bepalen.
Een empirisch natuurkundig bewijs voor deze theorieën zal moeilijk te geven zijn. De grootste deeltjesversneller CERN kan op dit niveau nog lang geen waarnemingen doen. Je zou een deeltjesversneller ter grootte van de melkweg nodig hebben.
Dimensies zijn op deze uiterst kleine schaal vermoedelijk "opgerold".
Hoe werkt dat?
Stel je hebt een ééndimensionale lijn. Je hunt maar twee kanten uit.
Een veel kleiner insect echter kan er omheen en doorheen kruipen. Voor hem is het een driedimensionale draad.
Twee dimensies zijn als het ware opgerold.

Op deze manier zou er op dergelijke zeer kleine schalen meer dan vier dimensies zijn, tot tientallen toe, die wij in onze macrowereld niet kunnen waarnemen.
Bewezen is dit echter nog niet, wel worden er modellen naar ontworpen.
Vanwege haar meerdimensionaal aspect zou zwaartekracht vergeleken met andere natuurkundige krachten zo zwak zijn (factor miljarden malen).


Eéndimensionele lijn bevat twee opgerolde dimensies

Ga er maar aanstaan. Materie en het heelal bergen nog ontelbare geheimen in zich.
Er is volgens mij dan ook verschil in materialisten en mechanistische denkers.
Eerder heb ik gesproken over het tot in de absolute details namaken van personen.
Nogmaals maar nu iets anders voorgesteld.
Stel dat je iemand tot in de absolute details na zou kunnen maken.
Je zou ze naast elkaar zetten met een meter tussenruimte. Je zou de oorspronkelijke persoon vermoorden en de exacte kopie aanzetten.
Dan zou de vermoorde persoon alleen maar een meter opschuiven aldus mechanistische denkers.
Niemand zou het verschil zien, het enige waaruit een persoon immers bestaat is samenstelling en structuur, dus in feite heb je niemand vermoord, alleen maar een meter opgeschoven.
Weinig mensen zouden aan een dergelijk experiment meedoen zonder absolute doodsangst, behalve dan mechanistische denkers.
Hoe komt dit?
Op één of andere manier draait onze wereld rond een soort niets waarvoor we ook bang zijn.
Wij denken vanuit dit niets.
Ook ideeën van een soort eeuwige wederkeer gaan er niet echt in.
Het idee dat ooit alles weer precies hetzelfde is zodat we weer opnieuw als dezelfde persoon bestaan, is niet echt overtuigend. Op één of andere manier denken we toch onszelf als de kern van de wereld en tijd. Die bovengenoemde meter opschuiven kan helemaal niet. We zien de wereld als het ware vanuit het centrum van een soort draaikolk waarom alles draait. Het absoluut lege centrum daarvan zijn we zelf.




  Draaikolk sterrestelsel Messier51A met begeleidend stelsel, ca 31 miljoen lichtjaar  van ons eigen stelsel de melkweg



Escher



Wordt vervolgd