Translate

zondag 16 juni 2013

DE MOEDER VAN DE PORSELEINKAST EN HOE GOD STIERF


Spreekwoorden drukken de zaken intenser uit dan omschrijvingen van situaties of feiten.
“Het regent bakstenen (rains cats and dogs)”, geeft de situatie beter weer dan de omschrijving het regent heel hard. “Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast” is overtuigender dan “voorzichtigheid is belangrijk”.


Daarnaast heb je verpersoonlijkingen, vadertje tijd, vrouwe Fortuna, de kerstman.
Wat voor spreekwoorden en verpersoonlijkingen geldt gaat ook op voor mythen, religie en kunst.
De Grieken wisten heus wel dat er geen oude overspelige baarddrager op de Olympus woonde.
De Indiërs weten ook wel dat er geen vent met dikke buik en olifantenkop (Ganaesha) bestaat.
Wij zullen niet naar het adres van de moeder van de porseleinkast of vadertje tijd gaan zoeken.
Dat zijn beelden, ze zijn niet tastbaar, maar toch kunnen ze een diepere waarheid uitdrukken en roepen meer emoties op dan gewone taal, mits ze begrepen worden.
Een gebaar met de middelvinger zegt toch wat meer en roept meer emotie op dan “volgens mij had ik toch echt voorrang”. 


Engel als archetypisch symbool
 
C.G. Jung spreekt met betrekking tot bepaalde beelden van archetypen. Hij neemt dan aan dat er zich evolutionair gevormde emoties verwikkeld met gedachtenstructuren in de menselijke geest hebben ontwikkeld, die tot uitdrukking komen in bepaalde beelden en symbolen. Deze beelden en symbolen komen tot uiting in dromen, religie en kunst. Steeds duiken dezelfde beelden en symbolen op die grote impact hebben, volgens Jung.
Het gaat dan over oude wijzen, dwergen, moedergodinnen etc. 


Venus van Brassempouy 22000 tot 26000 jaar oud

Religie en kunst zijn al zeer oud, aantoonbaar 40.000 jaar, maar waarschijnlijk veel ouder, de moderne mens bestaat al ruim 100.000 jaar en er zijn vage aanwijzingen dat de oudere Neanderthalers bijvoorbeeld ook kunst en wellicht religie kenden.
Vroeger was er geen onderscheid tussen kunst, religie en filosofie. Het afbeelden van iets had een magische betekenis. De Egyptenaren wisten heus wel dat voeten geen twee binnenkanten hebben en dat je én profiel niet het hele oog kunt zien, maar daar ging het hen niet om.



Bij natuurvolkeren (in zoverre die nog bestaan en niet opgeslokt zijn door de toeristenindustrie) zie je nog steeds dat dans, muziek, beeldende kunst, verhalen, de verklaring van natuurverschijnselen één geheel vormen. Ze vragen zich niet af of er wel een dondergod is, maar of deze dondergod een overweldigend verschijnsel als onweer op de juiste wijze verbeeldt. Ze zijn scheppend en creatief bezig in hun mythen. Doel van beelden, riten en kunst is voor hen het magische, het onbenoembare, het geheel te beleven, niet alleen te verklaren. Nietzsche spreekt, enigszins in een ander verband, over het Dionysische.
Tegenwoordig is alles uit elkaar gegooid. Kunst en religie zijn voor ons verschillende dingen.
Priester, kunstenaar en wetenschapper werden verschillende functies.


Garoeda

Met de kunst is ook de godheid uit de religie verdwenen en vervangen door een agressieve karikatuur die zich gesteund door een aantal verzuurde stokoude mannen in jurken wetenschappelijke bevindingen bestrijdt en zich zeer intensief met kledingvoorschriften, voorbehoedsmiddelen en seksuele voorkeuren bezighoudt. Waarschijnlijk dat die etter altijd al als onderstroming aanwezig was, nu is hij de enige.



Ook uit de kunst is het onbenoembare verdwenen, zij bleef verweesd achter. Kunst is verbannen naar musea en galerieën. Kunst is vercommercialiseerd, er wordt in belegd, kunstenaars moeten ondernemers worden.
Kunst is eigenlijk bedoeld om beleefd te worden en behalve in de literatuur en muziek is die tijd voorbij, tegenwoordig is kunst net als alles iets dat verkocht en verzameld moet worden. Echt beleeft wordt hij zelden, de symbolen zijn vergeten.
Na een week in onze naargeestige kantoortuinen te hebben doorgebracht, omringd door kitsch, gaan we in onze weekeinden naar museumhallen, naar schilderijen kijken waarover we veel interessante weetjes te berde kunnen brengen, maar die we maar tot op zekere hoogte dan wel helemaal niet beleven.
Moderne kunst houdt zich vaak met anti kunst bezig, een ontkenning door de kunst van zichzelf om te kijken wat er overblijft. Niets! 



Wanneer is het uiteenrukken van religie, filosofie en kunst begonnen?
Met de opkomst van de grote monotheïstische godsdiensten werden afbeeldingen bestreden. Vrij recent als men bedenkt dat kunst tenminste al 40.00 jaar oud is.
Het letterlijk nemen van beelden is toen begonnen, de moeder van de porceleinkast mocht niet meer uitgebeeld worden. Het werd een belediging de godheid in beelden te vatten, op zich Platonisch denken, kunst beeld af wat al reeds afgebeeld is vanuit de ideeënwereld. Het zou een afbeelding van een afbeelding zijn. Daaraan mocht men de godheid niet onderwerpen, dat was afgoderij. De splitsing tussen kunst en religie leidde integendeel echter tot nog grotere afgoderij". Een en ander leidde tot een reeks aanvallen op beelden en afbeeldingen van Constantinopel tot de Nederlanden gedurende meer dan 1300 jaar, een laatste dieptepunt daarvan was het opblazen van eeuwenoude reusachtige Boedhabeelden in Afghanistan door de Taliban.



Beeldenstorm
 


Afghaans Boedhabeeld
 
Een aantal kunstenaars, vooral Wassili Kandinsky heeft het uiteenscheuren van religie en kunst doorzien. Hij schreef het boek “Über das Geistige in der Kunst”. Ze steunden vaak op de Theosofie, een leer met toch wel veel quasi wetenschappelijke pretenties. Niettemin, ze wilden de kunst weer aan beleving verbinden. Een gesammtkunstwerk scheppen, gericht op alle zintuigen. Muziekklanken, beelden, kleuren samenwerkend ten behoeve van de ervaring. Opera’s kwamen in de buurt. Kandinsky bewonderde de opera’s van Wagner. Kandinsky is één van de eerste abstracte schilders, kleuren en vormen als klanken en tonen. Ook hielden ze zich bezig met toegepaste kunst. Bekend is het Bauhaus, met als doel architectuur en beeldende kunst integreren en terugbrengen in het dagelijks leven.


Kandinsky Compositie VII

De klassieke muziek gespeeld in concertgebouwen werd echter steeds sterieler. Het verwerden tot soms tot virtuoze muzikale kunstjes uitgevoerd voor een snobistisch publiek net terug uit de museumhal.
Vandaar de opkomst van de popmuziek, de mensen wilden muziekklanken weer beleven, en voelen, verbinden met hun leven en opvattingen. Performance, klanken kleuren, lichaamsbewegingen spelen een veel grotere rol, aangevuld met geestverruimende middelen.
Vaak werd de geest echter wel heel erg verruimd, wat leidde tot afschuwelijke ongelukken, drugverslaving.
Popmuziek voorziet echter in de duizenden jaren oude behoefte van de mens om klanken, kleuren etc. niet alleen maar te consumeren maar ook te beleven. Denk aan de dance-festvals waar klanken lichamelijke sensaties teweeg brengen.
 


 
Prince
 
Popmuziek heeft religie-achtige trekken (uiteraard bedoel ik hier zelden de  reli-pop, integendeel) compleet met de oude beelden en symbolen. Oude beelden en symbolen worden er in gebruikt en geherinterpreteerd zonder ze als realiteiten in de vorm van tastbaar en meetbaar te zien, ze voorzien in een oeroude behoefte. Helemaal zonder gevaar is het beïnvloeden van mensen via deze oude beelden niet. Denk aan de nazi's en andere volksmenners, of iets minder erg door de reclame, veel beelden zelf zijn moreel gezien echter neutraal. Ook Marxistische ideeën hebben mensen tot moorden aangezet en het valt te betwijfelen of dat inherent aan de leer is. 
Wat niet wil zeggen dat alles even geweldig is wat er geproduceerd wordt, maar kwaliteitsverschil is van alle tijden. Ook op het gebied van popmuziek dreigt verstarring en commercialisering, net als met betrekking tot andere kunstvormen. Hier valt nog een hoop over te zeggen. 



Beelden en symbolen zeggen vaak meer dan men met rationeel denken kan bevatten. Zij worden door religie en kunst in combinatie met elkaar opgeroepen.

Maar wat is dan het verband met de vorige blog? 

zaterdag 8 juni 2013

UITZOOMEN DOOR KUNST




Een John
 

Stel we bevinden ons in de microkosmos ergens in de hersenen van laten we zeggen “John”.
Aanvankelijk nemen we geen John waar, wel deeltjes, krachten etc..
Ook het verschil tussen John en niet John is binnen deze microkosmos niet echt waar te nemen.
Zoomen we uit dan nemen we samenwerkende cellen waar, we nemen een organisme waar, maar nog geen John.
Bij verder uitzoomen wordt John relevant, we nemen een persoon waar die beweegt, praat etc.
Als we nog verder uitzoomen nemen we waar wat wij ook zien, hemellichamen, sterrenstelsels etc.  
 
 
 
 
 

 

In de microkosmos, actieve hersencellen
 
Zouden we nog verder uit kunnen zoomen en wel zodanig dat we het geheel kunnen overzien, dat we van buiten tegen het heelal aan zouden kunnen kijken (wat dan misschien weer hetzelfde is als extreem inzoomen), dan nemen we misschien wel structuren waar we geen idee van hebben. 
 
Sommigen menen dat we een mega John waar zouden kunnen nemen, die zoveel mogelijk geprezen moet worden omdat hij je dan na je dood zou kunnen matsen met hemelse genoegens. Anderen houden het op een mega John die zich in John of één bepaalde John openbaart. Weer anderen houden het op Iets, de Ietsjisten. Weer anderen denken dat we het met John wel gehad hebben, daarna heerst contingentie, een standpunt dat meestal met een zekere stoerheid wordt verkondigt.

Hegel hield het op een Weltgeist, een mega John dus die zich openbaarde in de mens en geschiedenis. De Neoplatonici geloofden ook in een wereldgeest, maar alleen als uitstroming van het nog hoger ondeelbare, het onnoemelijke, omdat bij noemen naam en wezen al twee is. Een buiten het universum en in feite buiten het zijn geslotene. Omdat zijn al een tweeheid in zich bergt, iets, 1 is, 2.
De Neoplatonici geloofden dus in een soort Hegeliaanse wereldgeest als emanatie van het onnmoembare.



Leuke woordspelingen en principes, maar niet bewijsbaar, niet aantoonbaar, waarover men niet kan spreken moet men zwijgen. Maar het probleem is dan dat je door te zwijgen juist wel iets benoemd wat dan mislukt omdat het niet te benoemen zou zijn.
Je zwijgt immers en ook zwijgen is een taaldaad, dus dat helpt helemaal niet. Zo heb je immers de uitdrukking “wie zwijgt stemt toe” en hebben we Willem de Zwijger. 



Stel je een microkosmoswezen in Johns hersenen voor, hoe zou zo’n wezen John dan kunnen ontdekken? Stel John denkt na over een ijsje. In de microkosmos zou je dan een reeks ontladingen waarnemen. Om in deze ontladingen de gedachte aan een ijsje te zien, verlangen naar een ijsje, de kleuren van een ijsje etc, zaken die op dat moment voor John spelen, zou je als microkosmos wezen over een enorme hoeveelheid kennis moeten beschikken. Stel je voor John heeft ruzie, John is blij. Om dat waar te nemen en om John zelf überhaupt waar te nemen zou het microkosmoswezen over kennis moeten beschikken die de beperkingen van zijn gezichtspunt ver te boven zouden gaan.Hij zou anders moeten kunnen denken, een compleet andere taal moeten denken als het ware om de ontladingen die hij ziet, in John en het bijbehorende verlangen naar een ijsje te vertalen.
 
 
Geen Corpus dan wel ijsje te bekennen 
In hoeverre bevinden wij ons in een soortgelijke positie? Misschien zijn wij ook een soort microkosmos wezens met een beperkt denkraam en kijken tegen iets aan waar we geen flauw benul van hebben? Hoe kunnen we dat bestrijden dan wel aantonen?
Door logisch redeneren?
Als het microkosmos wezen alleen logisch redeneert, dan redeneert hij dwars door John heen. Hij beschrijft, kan in theorie alles beschrijven, maar zal vanuit zijn positie overal doorheen redeneren, de begrippen John, ijsje, verlangen kan hij niet vatten. Ze hebben op zijn niveau een zodanige verschijningsvorm, alleen elektronische ontladingen, dat hij er niets van zal begrijpen. Hij ziet alleen contingentie in de verschijnselen die hij waarneemt.
Hij kan ook gaan fantaseren, John wordt een soort vader waarmee hij een speciale band heeft die hij voor zijn karretje kan spannen.
Dat eerste doet in feite de wetenschap en dat is ook haar taak. Er valt nog genoeg te beschrijven. Het tweede doen godsdiensten. Godsdienst berust op fantasie, althans de moderne godsdiensten.Wat zou dan een manier zijn om onze kijk te verbreden, om wat voor ons het niveau van John en het ijsje is te ontdekken.


Franz Marc
 
Volgens mij inderdaad door fantasie, maar dan door fantasie waarvan men zich bewust is dat het fantasie is. Door kunst. Net als dat John meer is dan een serie ontladingen waarvan het microkosmoswezen zich alleen bewust kan worden als hij anders denkt, kan kunst ons leren de werkelijkheid op een andere manier waar te nemen. Een kunstenaar weet dat zijn beeld op de wereld uit zijn fantasie ontspruit, maar probeert er toch een kern van vermoedelijke waarheid in te leggen, zoals hij die ziet en tot op zekere hoogte deelt met zijn beschouwers. Bewuste fantasie, maar daardoor met een diepe kern van waarheid.
Hoe dan?