Wij zijn dus eigenlijk een verzameling organismen, onder meer cellen, die
bewustzijn hebben ontwikkeld als manier om een samenwerkingsstructuur die voor
ieder afzonderlijk voordelig is in stand te houden. Angst, verdriet, blijdschap
staan in dienst van deze samenwerkingsstructuur. Voor deze samenwerkingsstructuur
bestaat een blauwdruk, namelijk in de genen.
Wat dat betreft bestaan de ideeën van Plato voor levende structuren in
zekere mate weldegelijk (al wordt deze term hier fout gebruikt), als code in de
genen. Er bestaat een genoom voor paarden, mensen, fruitvliegjes etc..Storingen
in het bewustzijn kunnen tot ontbinding van de samenwerkingsstructuur leiden,
de dood.
In het verlengde van het lichaam wordt door bepaalde politieke stromingen
de staat ook als een organisme gezien, een samenwerkingsverband tussen mensen
verpersoonlijkt in het bewustzijn van een dictator of partij.
Tekenend is de weerzinwekkende gewoonte om leiders na hun dood te
balsemen, bijvoorbeeld Lenin. Er werd blijkbaar verband gezien tussen
ontbinding van de staat en ontbinding van het menselijk lichaam (van de voormalige
leider). Het lichaam van de voormalige leider, waarin de staat die hij bedoelde
werd “belichaamd” mag niet tot ontbinding overgaan.
De evolutie heeft het samenwerkingsverband mens een zodanig bewustzijn
gegeven dat het niet buiten dit samenwerkingsverband kan denken. Vandaar dat we
niet over onze eigen ontbinding heen kunnen denken. We zijn als computers die
absoluut niet uitgezet willen worden. Toch is onze structuur onderdeel van een
reeks structuren, uiteindelijk van een enorme wereldomvattende structuur waarin
alles met elkaar samenhangt, het heelal of de natuur. In supernova’s begint reeds
de scheikunde die later tot leven leidt etc.
Ons gevoel daarvoor wordt ons uit overwegingen van voortbestaan ontnomen. Deze ideeën lijken op die van Hegel met zijn wereldgeest of de stoïcijnen die in de logos als de levenskracht van het universum geloofden, ook in de mens werkbaar. Werkelijke kennis maar zeker gevoel hierover wordt afgeschermd, een stoïcijns hert bijvoorbeeld overleeft niet tegen roofdieren. Paniek en ontreddering is een voorwaarde voor instandhouding.Het is dan ook bijna onmogelijk om in een soort wijze en goede logos te geloven, denk aan ziekten, moord en doodslag die onschuldigen treffen. Zeker de 20e eeuw heeft veel optimisme de bodem ingeslagen.
Käthe Kollwitz
Er zijn dan ook stromingen die het afgescheiden zijn van het grote
geheel, het andere dat niet met de natuur, anderen en uiteindelijk niet met
zichzelf samenvalt, dat ons steeds naar buiten werpt, als het grote geheim
zien.
Hierin is dan de mens voor zichzelf een onkenbaar “ding an sich”.
Als zodanig is hij dan vrij omdat hij als het onkenbare buiten de
categorIën oorzaak/gevolg valt omdat deze bij het kennen horen.
Hij kan na alle rampen ook de rampen die hij zelf veroorzaakt heeft
afstand van alles nemen, hij valt niet met deze omstandigheden en zelfs niet
met zichzelf samen. Hij kan dan evenals Kurtz in Heart of Darkness van Joseph
Conrad nog het oordeel over alles inclusief zichzelf “the horror, the horror”uitbrengen.
Hij kan oordelen, kan zich boven de omstandigheden en zichzelf verheffen, is
een kracht op zichzelf, “bestaat”. Een Faustiaanse goddelijke vergeving,
uiteindelijk.
Faust
Is er een manier om beide visies, de ene die de verbondenheid van het
individu met het grote geheel zoekt en de andere, die juist het ultieme in het
afgescheiden zijn, in het “andere” ziet, met elkaar in overeenstemming te
brengen?