Het "archieflandschap" als een theater
Daarom nu wat concreter, met een kort vermakelijk zweefmoment .
Als je een document verzendt wordt dat door iemand ontvangen. Dat ontvangen document geeft weer aanleiding tot één of meer nieuwe documenten, die weer aan de afzender van het ontvangen document of aan anderen verzonden worden.
Al die afzenders en ontvangers hebben een plaats in de ruimte, het ministerie zit in den Haag, de gemeente in Amsterdam, provincies, verenigingen, burgers etc. etc.
Als die ontvangen en verzonden documenten opgeslagen worden ontstaan archieven.
Uiteraard heb je ook interne documenten, die hebben weer een ruimte aspect binnen de organisatie.
Vandaar dat archieven knooppunten zijn in netwerken van informatiestromen.
Die netwerken veranderen in de loop der tijd. Verenigingen verdwijnen bijvoorbeeld, of overheden breiden uit, verzelfstandigen etc. etc. Sommige contacten kunnen daardoor bijvoorbeeld intensiever worden, andere contacten verminderen of verdwijnen of de aard daarvan veranderd.
Daarnaast kan bijvoorbeeld een plan, een contract, een vergunning, een ontwerp, een rapport etc. etc. na bijvoorbeeld tien jaar nog langer aanleiding zijn tot documentstromen.
Archieven zijn dus ook informatieknooppunten van netwerken als je de factor tijd beschouwt.
Dit spreekt uiteraard vanzelf.
Een zijstapje, dat mag in blogs. Eigenlijk zijn wij zelf als persoon ook een soort informatieknooppunten in ruimte en tijd.
Ware het niet dat die ruimte en tijd zelf, zoals we die beleven, geen objectief podium vormt.
Ruimte en tijd is zelf ook informatie , die, onvermijdelijk, of we willen of niet, door onze eigen hoofden wordt gegenereerd. Overigens heeft dit idee totaal niets met de natuurkundige relativiteitsleer te maken, dat weet ik, hoewel het kenmerkend is dat we de singulariteiten in zwarte gaten niet echt logisch kunnen behappen.
Singulariteiten zijn punten waarin natuurwetten onzinnige waarden opleveren.
Eigenlijk is het dan helemaal geen podium, want dat is immers in de aard der zaak een begrensde ruimte. Buiten een echt podium is iets, in ieder geval toeschouwers, zij vormen de zinshorizon van een podium.
Voor archieven kunnen we wel een podium in ruimte en tijd creëren waarop ze acteren, we kunnen er van buiten af tegenaan kijken.
Eerst een landschap, toen een netwerk en nu ineens een podium zal de oplettende lezer zich afvragen? Maar lezer, dat is minder vergezocht dan het lijkt, je spreekt immers ook van een web aan intriges of een kluwen van gebeurtenissen.
Eerst een landschap, toen een netwerk en nu ineens een podium zal de oplettende lezer zich afvragen? Maar lezer, dat is minder vergezocht dan het lijkt, je spreekt immers ook van een web aan intriges of een kluwen van gebeurtenissen.
Eigenlijk zijn archieven een spel, een door de mensen geënsceneerd en bedacht spel wel te verstaan. Hetzelfde geldt overigens voor onze perceptie van “de geschiedenis” als zodanig.
Er is echter geen regisseur, ieder speelt zijn rol en niemand weet hoe het afloopt. Archivarissen brengen dit spel in beeld. Je hebt archieven als hoofdrolspelers, bijrol, figuranten, alles wat je in een toneelspel tegen kan komen.
Het enige verschil is dat het publiek zelf, de onderzoeker, bepaalt wie de hoofdrol heeft en wie figuranten zijn. Een archief dat nu belangrijk wordt gevonden is dat over 50 jaar misschien niet meer en andersom.
Valt hier nu verder niets te zeggen. Toch wel.
In een toneelstuk is de hoofdrolspeler, degene met wie men zich identificeert, degene via wie we de meeste en in onze ogen beste informatie over gebeuren ontvangen. En die zelf ook de meeste informatie ontvangt zodat wij door zijn ogen de gebeurtenissen beschouwen.
Wat archieven betreft geldt dit in feite ook, daarnaast hebben we met belangstellingsonderwerpen te maken. Deze wisselen sterk met de tijd. Als een archief weinig informatie verstrekt maar het onderwerp is “in” dan zal dat archief toch intensief bestudeerd worden. Elk beetje informatie zal gekoesterd worden.
Stel dat Obama lid was van bijvoorbeeld een biljartclub, dan zal het archief daarvan etc..
Stel dat Obama lid was van bijvoorbeeld een biljartclub, dan zal het archief daarvan etc..
We kunnen dus het archieflandschap verdelen in onderwerpen en per onderwerp onderscheid maken tussen figurantarchieven die weinig inkomende en uitgaande informatie, tot de “hoofdrolarchieven” archieven die veel informatie over het betreffende onderwerp ontvangen en uitzenden.
Van de "figurantarchieven" hoef je alleen maar de harde kern te bewaren (zeker digitaal zou dat moeten lukken). De hoofdrolarchieven zou je helemaal moeten inventariseren.
Je kijkt dus in de eerste plaats naar de archieven zelf, niet naar de archiefvormers. Hoewel je die uiteraard wel goed moet kennen, de kennis over hen kun ja als ondersteuning gebruiken bij het onderzoek van de archieven.
Bij selectie moet dus volgens mij niet de actualiteitswaarde, maar het informatiegehalte van een archief (deel), centraal staan.
Goudgehalte wordt ook bepaald.
Hoe bepaal je nu het het informatiegehalte van een archief?
Wordt vervolgd.