De andere stroming denkt vanuit de beweging, begrippen worden gedeconstrueerd, alles is afhankelijk van de waarnemer, uiteindelijk wordt zelfs de taal waarmee alles gerelativeerd wordt zelf ook gerelativeerd.
Taal verwijst niet naar een wereld buiten de taal maar is een wereld op zichzelf, aldus Witgenstein.
De ene stroming komt uiteindelijk uit op "het ene" het onnoembare (Tao, Atman, het ene, het goede etc.). Dat als je het noemt het al niet is, omdat naam en bestaan samenvallen, naam en bestaan is immers een tweeheid.
De andere stroming komt uit op het niets, in feite ook onnoembaar, want zo gauw je het hebt benoemd is het al niet meer niets.
Beide stromingen doen denken aan de lithografie 'ontmoeting' van Escher.
Ze lijken op positief / negatiefmannetjes die op hun manier toch op een zelfde punt uitkomen.
En wel op een punt dat de taal breekt.
Tonnie Mudde schreef in dit kader een interessante colum in de Volkskrant van 26 mei naar aanleiding van het college op TV van Robert Dijkgraaf over de oerknal.
In de fysica en astronomie breekt de taal geregeld. In een zwart gat zijn ruimte en tijd oneindig gekromd. Met de oerknal ontstond ruimte en tijd, de oerknal vond dus niet in ruimte en tijd plaats.
Waarin dan? Hoewel deze vraag er een in de trant van 'wat is er aan het einde van een circel?' schijnt te zijn.
Het verband tussen taal en voorstellingsvermogen is hier echter compleet zoek.
Mudde vertelt in zijn colum dat David Gross, een van de bedenkers van de snaartheorie, zijn hond een college quantummechanica gaf. Het dier snapte er niets van.
Misschien dat wijzelf ons in de positie van die hond bevinden als het om de grenzen van de fysica gaat (althans onze grenzen).
Gross zelf denkt niet dat wij ons in die positie bevinden, hij gelooft blijkbaar in het onbeperkt bevattingsvermogen van de mens, en wel dankzij onze taal met haar oneindige arsenaal aan formuleringen en beeldspraak.
Dat zou waar kunnen zijn, alleen vraag ik mij het volgende af.
Stel je hebt een hogere intelligentie (een god, een ET of wat dan ook). Je geeft hem onze taal als instrument en laat hem iets formuleren wat ons bevattingsvermogen nu te boven gaat.
Zouden wij dan met ons beperkt bevattingsvermogen datgene dat met onze taal als instrument geformuleerd is dan wel kunnen bevatten?
De vraag is dan ook wat er breekt in de moderne fysica en filosofie, onze taal of ons bevattingsvermogen en hoe kunnen wij dit breken zo lang mogelijk tegenhouden?
Dit hebben we in feite al eeuwen gedaan en wel door beelden, hierin heeft Gross gelijk.
In feite is de voorstelling van de oerknal ook een beeld, er was in feite geen sprake van een knal, een ontploffing. Het heelal is ook nooit superklein geweest, het is altijd alles geweest wat er is. Het heelal was alleen 'in vergelijking' met de huidige situatie superklein.
Een opvallend verschijnsel in de bestudering van de Quantummechanica is het feit dat de waarneming de resultaten schijnt te beïnvloeden. Deeltjes hebben de eigenschap dat ze zelfs op twee plaatsen tegelijk kunnen zijn.
Deeltjes met gekoppelde quantumeigenschappen (wat ik precies schrijf kan ik ook niet uitleggen) schijnen, als ze uit elkaar vliegen, deze te behouden. Als je de toestand van één deeltje meet dan bepaalt dat ogenblikkelijk ook de toestand van het andere deeltje ongeacht de afstand. De Chinezen hebben dit onlangs over een afstand van 100 km aangetoond, toevallig op de dag dat de as van James Doohan alias Scotty van 'beam me up Scotty'de ruimte in werd geschoten (Martijn Calmthout Volkskrant 26 mei). De lichtsnelheid als informatieoverdragende snelheid speelt hierin geen rol, men spreekt van 'spookachtige beïnvloeding op afstand'.
Merkwaardig en in strijd met de gangbare logica.
Als materialist moet je beseffen dat materie uiteindelijk hoogst merkwaardig spul is.
Persoonlijk geloof ik echter niet dat je aan de hand van verschijnselen die zich voor doen op dit supermicro niveau, zo maar zonder meer conclusies voor verschijnselen op onze schaal kunt trekken.
Superstrings
Overigens is de term deeltjes ook een beeld. Een soort werkhypothese, het denken in deeltjes werkt en daarom houdt men er zich aan vast.
Niemand heeft bijvoorbeeld ooit een foton (het massaloze lichtdeeltje) gezien, en dit kan ook niet want daar heb je weer fotonen voor nodig. Hetzelfde geldt voor berekeningen over meerdere dimensies of supersnaren.
Trillende snaren die die zo klein zijn dat als ze zo groot als een mens zouden zijn, het proton even groot als het melkwegstelsel zou zijn. (Planclengte). De trilling van deze snaren in meerder dimensies zou uiteindelijk de eigenschappen van materie bepalen. Supersnaren schijnen overigens nog niet helemaal te werken in de modellen.
Nog meer superstrings
In de fysica is de voornaamste vraag vaak niet of iets bestaat zoals wij het ons voorstellen, maar of iets werkt in berekeningen en metingen.
Met speculaties over de bron van de oerknal komt de fysica steeds meer op het gebied waarop de filosofie, al dan niet terecht, zichzelf het zwijgen heeft opgelegd.
Wordt vervolgd