De vorige blog in normaal taalgebruik, een
poging, maar misschien zit ik fout, deze blog is immers geen filosoof.
Omdat ik
bijvoorbeeld van een lekker glas bier kan genieten ben ik geneigd de ander te
tracteren.
Zou ik zelf niet
kunnen genieten, zou ik niet weten wat dat is, dan had geen enkele reden een
ander te tracteren. Stel dat een ander met krukken en een zeer been in de trein moet
staan. Ik ben dan geneigd te helpen door mijn plaats aan te bieden omdat ik
zelf weet wat het is om pijn te hebben.
Deze pijn
hoort bij de wereld als “er is”, waarin ik afhankelijk ben.
Beide
aspecten van de het leven, het genieten en de afhankelijkheid zorgen ervoor dat de ander een
appél op ons kan doen. Wij begrijpen dan de ander als onszelf, als het
andere in onszelf. In principe is dit ethisch. We moeten moeite doen om de
ander niet te zien, niet op te staan voor iemand met krukken bijvoorbeeld, te slaan of erger. Daarvoor moet hij dus eerst ontmenselijkt worden, medelijden en spiegelneuronen moeten uitgeschakeld worden, vaak lukt dat aardig.
Globaal
gesproken bestaan er twee met elkaar gemengde visies over de grond van de
wereld.
De ene visie
gaat uit van de eenheid van alles. De uiteindelijke grond van de mens en van de
wereld zou dezelfde zijn. In de mens slaat de natuur de ogen op. Dus door de
mens, zoals ontstaan in de evolutie, wordt de natuur zich van zichzelf bewust
(op deze planeet zou je daar aan toe kunnen voegen). Mens en natuur zijn één.
Het ego is
slechts schijn, wie het ego overwint ziet het grote verband. God is in alles in
de natuur, is alles. Er is sprake van een in alles werkzame wereldgeest. Hier
heerst dus een soort pantheïsme. Alles is in principe aanwezig en ontplooit
zich. De wereld is als het ware één organisme.
Door
zichzelf te doorgronden doorgrond men de wereld, de godheid. De ziel van de
mens is van dezelfde substantie als Gods wezen. De wereld is uiteindelijk in ons.
Deze visie bestaat
(deels) in het Boeddhisme, vormen van mystiek, bij Hegel of bijvoorbeeld in de
new-age beweging.
Ontsluiering, Monique van Zwieten
Een tweede
visie ziet de grond in het andere, verborgene, juist niet bereikbare. De wereld is niet in ons. Naast ons is er een wereld in het verborgene, het andere, de waarheid versluierd en ontsluierd zich. Het "ding an sich"van kant is niet opgelost.
Er is iets
dat niet met het denken bereikt kan worden. Het “absolute niets” als
tegenstelling tot “het zijn”, het met het denken onbereikbare uiteindelijke
zelf in ons dat uiteindelijk ook het
andere is (misschien ook niets). Dan is er de ander, weerspiegeld in het andere
in onszelf.
God, wordt
dan gezien als het radicaal andere buiten het zijn.
Om met Taoisten
te spreken, “men kan Tao alleen bij benadering leren begrijpen. In de tekst van
de Daodejing wordt geschreven: "De essentie van Tao is dat het niet
uitgedrukt kan worden. Als men denkt het wel te kunnen uitdrukken, dan is het
niet Tao." Tao is immers vormloos en niet gebonden aan een vorm
(wikipedia).
Juist dit
andere zou volgens Levinas als het ware de
motor van de ethiek zijn. Dit andere moet niet overwonnen worden om tot een
éénheid te komen, het andere moet juist gerespecteerd worden.
Interessant
is het neoplatonisme.
Plotinus
spreekt van "het ene" buiten alle categorieën van zijn en niet-zijn. "Zijn" is een atribuut van objecten waar het ene buiten valt.
Gedachten kunnen er niet aan toegeschreven worden omdat dit een dualiteit tussen gedachte en denker verondersteld. Aldus Plotinus.
Gedachten kunnen er niet aan toegeschreven worden omdat dit een dualiteit tussen gedachte en denker verondersteld. Aldus Plotinus.