Translate

maandag 24 december 2012

LICHT EN DONKER, ORDE EN CHAOS



 
Met kerstmis wordt de terugkeer van het licht gevierd
 
 
De ander betrekken we op onszelf, Aldus Levinas, Kant en overigens meerdere religies. Het ethische, het goede is daarom de leidende factor.
In principe handel ik goed, het kost zelfoverwinning om slecht te handelen.
Zelfs als ik mijn buurman om zeep help doe ik dat omdat hij een landverrader is, het niet eens is met mijn profeet,  mijn voetbalteam benadeelt, revolutionair dan wel contrarevolutionair is. Met andere woorden er zit meestal wel een of ander “goed doel” achter waar je “iets voor over” moet hebben.
Je “offert eerst jezelf op”, en wel  voor je land, ras, voetbalteam of andere psychische waan alvorens tot moorden over te gaan.
 
Het “goede” is de drijvende factor achter onze handelingen.
Het slechte wordt  niet zozeer als iets positiefs gezien, eerder duidt het op het ontbreken van iets. Alleen al de termen “positief”-“negatief” geven dit al aan.  Slechtheid zou dus een tekort aan goedheid zijn, net als honger of dorst niet een bezit van iets is maar een tekort aan eten of drinken aangeeft. Slecht is dus een tekort aan goed (of ik het hiermee zelf eens ben doet er hier totaal niet toe, ik geef hier een denkwijze weer). De duivel is geen anti- God , geen zelfstandige gelijkwaardige slechte kracht, maar een gevallen engel, een opstandeling een nabootser, een reagerende ondergeschikte duistere kracht. 

De vergelijking die het meest gebezigd wordt is licht/donker en dat is goed verklaarbaar.
Tegenwoordig heb je lichtvervuiling waardoor je de sterren niet meer ziet, vroeger waren de nachten echter totaal  donker.
Zelfs in de steden was weinig licht, het was gevaarlijk ’s nachts om buiten te zijn,  niemand wist wat er precies gebeurde, de dingen kwamen pas de volgende dag “aan het licht”.



Licht was kostbaar en schaars, als het donker was kon je beter binnen zijn en slapen. Er gebeurde zaken die het “daglicht niet konden velen”. Boze geesten, demonen en trollen waarden rond.
Als het donker is zie je de dingen minder goed,  men onderscheidt geen contouren, gebrek aan licht maakt dingen vaag en wazig. Duisternis is een metafoor voor het slechte, er heerst gevaar, onduidelijkheid. Licht is goed, dingen worden belicht, de waarheid komt aan het licht. Het ware en het goede is één en hetzelfde aldus de oude Grieken.

In de duisternis zie je de dingen in hun veranderlijke staat, vluchtig en onduidelijk, je ziet dingen gebeuren maar kunt ze niet in hun grote geheel beschouwen, je kunt ze niet be”grijpen”, onduidelijk, je kunt ze niet duiden.
Mensen werden ziek en gingen dood, maar men wist niet dat het bijvoorbeeld van slecht water kwam, wat opgelost kon worden. Men begreep het niet, men “taste in het duister “ wat betreft de oorzaak. Kennis was goed, onwetendheid slecht.

Het goede/schone  en het ware werd als één beschouwd.
De verschijningsvormen de dingen zijn tijdelijk, hoe verder je in de overkoepelende formuleringen komt hoe minder tijdelijk ze worden.

Een Peugeot 4.1 met als kenteken etc. is meer tijdelijk, hoogstens een jaar of 15,  als de Peugeot, die weer meer tijdelijk is als de auto, die weer meer tijdelijk is als het voertuig wat weer meer tijdelijk  is als het object. Met het overkoepelende begrip “auto” be”grijp”je het verschijnsel Peugeot 4.1 met als kenteken etc. Aldus kun je er je het verschijnsel Peugeot met als kenteken etc. “toelichten”.
 
 
 
Er is sprake van een “lichtdenken”, lichtfilosofie.
Analoog aan wat in de natuur de zon is, wordt in deze denkwijze het goede, het ware of het schone de bron van alles. Dat wat alles aan het licht brengt is uiteindelijk ook het hoogste begrip en wordt in de grotvergelijking van Plato gelijkgesteld met de zon.
’s Winters  is er weinig zon, dieren en planten sterven, er heerst kou. Als de zon ’s zomers terugkomt bloeit alles weer op.
Als het goede , het ware, de waarheid dus ontbreekt volgens deze denkwijze, gaat het mis, zaken sterven af, gaan mis, duistere zaken vinden dan plaats.

Volgens de Plato waren op één of andere manier alle waarheden al bekend, ze hoefden alleen nog maar aan het licht te worden gebracht. Plato geloofde in reïncarnatie en in het feit dat de menselijke ziel vóór zijn geboorte alle waarheden geopenbaard zou krijgen door een reis in een ster.(absoluut dus niet mijn ideeën, maar wel leuk) Het hoogste begrip was dus “het goed/ware of schone” analoog aan de zon. Alles had er min of méér deel aan, alles is min of meer goed, min of meer waar, het hoogste is hét goede/ware als absoluut begrip. Iets dat slecht is had weinig deel aan het goede, het stond dus als het ware in de schaduw.
 
Later bij het neoplatonisme wordt dit “het ene”als het minst deelbare van alle begrippen waarin denker en gedachte één zijn, of het onnoembare omdat, “noeming” en entiteit niet meer zijn te onderscheiden.  Mede via Augustinus, een neoplatonische denker, ontstaat hieruit het christendom.
Dat deels uit oude godsdiensten is ontstaan en deels uit het neoplatonisme. Het min of meer filosofisch begrip “goede” wordt vermengd met reeds bestaande  beelden en legenden en wordt God.  De woorden goed en God lijken ook op elkaar. De vraag is ook inhoeverre het Joodse monotheïsme door het Platonisme is beïnvloed. Het helenistische Alexandrië had een grote Joodse gemeenschap. Ook kwamen veel Indiase denkwijzen via Alexandrië in de Griekse wereld. Wel is het zo dat Plato in de tijd vóór het helenisme schreef maar zijn voorganger Pythagoras is blijkbaar ook door oosterse ideeën zoals reïncarnatie beïnvloed.

Heraclitus en Nietzsche bestreden het vastleggen van de verschijnselen in onveranderlijke begrippen. Alles stroomt, niets ligt vast was het motto van Heraclitus. Nietsche werkte het één en ander uit met betrekking tot het niet bestaan van een objectieve eeuwig geldende moraal. Hij wordt daarom de filosoof met de hamer, uiteindelijk is zelfs de taal een leugen.
Levinas remt dus als het ware de deconstructie in de beschrijving van een pre-bewust uiteindelijk ethisch appél door de ander.  Het ethische komt zo weer terug als constituerend element.



Overigens is het volgens mij verre van duidelijk hoe Plato zelf  zijn “vormen” of ideeën precies zag en waar grote delen van zijn filosofie vandaan kwamen. Hoor en wederhoor is hier niet meer mogelijk.
Ons brein construeert, schept van nature orde in de chaos, het heelal construeert ook, of is dat alleen maar schijn omdat we geen chaos waar kunnen nemen? Chaos is eigenlijk ook een soort constructie, het zou een zinloos begrip zijn als we geen “niet”chaos dan wel bijna chaos zouden kunnen waarnemen. Uiteindelijk tot op het hoogste begrip doorgeredeneerd zijn er dus maar twee constructies, chaos en niet chaos of systeem en niet systeem; en ook dat is een systeem. Wederom een slang die in zijn eigen staart bijt. To be chaos or not to be chaos? that's the question.