Met kerstmis wordt de terugkeer van het licht gevierd
De ander
betrekken we op onszelf, Aldus Levinas, Kant en overigens meerdere religies. Het
ethische, het goede is daarom de leidende factor.
In principe
handel ik goed, het kost zelfoverwinning om slecht te handelen.
Zelfs als ik
mijn buurman om zeep help doe ik dat omdat hij een landverrader is, het niet
eens is met mijn profeet, mijn voetbalteam
benadeelt, revolutionair dan wel contrarevolutionair is. Met andere woorden er
zit meestal wel een of ander “goed doel” achter waar je “iets voor over” moet
hebben.
Je “offert eerst
jezelf op”, en wel voor je land, ras,
voetbalteam of andere psychische waan alvorens tot moorden over te gaan.
Het “goede” is
de drijvende factor achter onze handelingen.
Het slechte
wordt niet zozeer als iets positiefs
gezien, eerder duidt het op het ontbreken van iets. Alleen al de termen
“positief”-“negatief” geven dit al aan.
Slechtheid zou dus een tekort aan goedheid zijn, net als honger of dorst
niet een bezit van iets is maar een tekort aan eten of drinken aangeeft. Slecht
is dus een tekort aan goed (of ik het hiermee zelf eens ben doet er hier totaal
niet toe, ik geef hier een denkwijze weer). De duivel is geen anti- God , geen
zelfstandige gelijkwaardige slechte kracht, maar een gevallen engel, een
opstandeling een nabootser, een reagerende ondergeschikte duistere kracht.
De
vergelijking die het meest gebezigd wordt is licht/donker en dat is goed
verklaarbaar.
Tegenwoordig
heb je lichtvervuiling waardoor je de sterren niet meer ziet, vroeger waren de
nachten echter totaal donker.
Zelfs in de
steden was weinig licht, het was gevaarlijk ’s nachts om buiten te zijn, niemand wist wat er precies gebeurde, de
dingen kwamen pas de volgende dag “aan het licht”.
Licht was
kostbaar en schaars, als het donker was kon je beter binnen zijn en slapen. Er
gebeurde zaken die het “daglicht niet konden velen”. Boze geesten, demonen en trollen waarden rond.
Als het
donker is zie je de dingen minder goed, men onderscheidt geen contouren, gebrek aan
licht maakt dingen vaag en wazig. Duisternis is een metafoor voor het slechte,
er heerst gevaar, onduidelijkheid. Licht is goed, dingen worden belicht, de waarheid komt
aan het licht. Het ware en het goede is één en hetzelfde aldus de oude Grieken.
In de
duisternis zie je de dingen in hun veranderlijke staat, vluchtig en onduidelijk,
je ziet dingen gebeuren maar kunt ze niet in hun grote geheel beschouwen, je
kunt ze niet be”grijpen”, onduidelijk, je kunt ze niet duiden.
Mensen werden
ziek en gingen dood, maar men wist niet dat het bijvoorbeeld van slecht water
kwam, wat opgelost kon worden. Men begreep het niet, men “taste in het duister
“ wat betreft de oorzaak. Kennis was goed, onwetendheid slecht.
Het
goede/schone en het ware werd als één
beschouwd.
De verschijningsvormen
de dingen zijn tijdelijk, hoe verder je in de overkoepelende formuleringen komt
hoe minder tijdelijk ze worden.
Een Peugeot
4.1 met als kenteken etc. is meer tijdelijk, hoogstens een jaar of 15, als de Peugeot, die weer meer
tijdelijk is als de auto, die weer meer tijdelijk is als het voertuig
wat weer meer tijdelijk is als het
object. Met het overkoepelende
begrip “auto” be”grijp”je het verschijnsel Peugeot 4.1 met als kenteken etc. Aldus kun je
er je het verschijnsel Peugeot met als kenteken etc. “toelichten”.
Er is sprake
van een “lichtdenken”, lichtfilosofie.
Analoog aan
wat in de natuur de zon is, wordt in deze denkwijze het goede, het ware of het
schone de bron van alles. Dat wat alles aan het licht brengt is uiteindelijk
ook het hoogste begrip en wordt in de grotvergelijking van Plato gelijkgesteld
met de zon.
’s
Winters is er weinig zon, dieren en
planten sterven, er heerst kou. Als de zon
’s zomers terugkomt bloeit alles weer op.
Als het
goede , het ware, de waarheid dus ontbreekt volgens deze denkwijze, gaat het
mis, zaken sterven af, gaan mis, duistere zaken vinden dan plaats.
Volgens de
Plato waren op één of andere manier alle waarheden al bekend, ze hoefden alleen
nog maar aan het licht te worden gebracht. Plato geloofde in reïncarnatie en in
het feit dat de menselijke ziel vóór zijn geboorte alle waarheden geopenbaard
zou krijgen door een reis in een ster.(absoluut dus niet mijn ideeën, maar wel
leuk) Het hoogste
begrip was dus “het goed/ware of schone” analoog aan de zon. Alles had er min of méér deel aan, alles is min of meer goed, min of meer waar, het hoogste is hét goede/ware als absoluut begrip. Iets dat slecht is had weinig deel aan het goede, het stond dus als het ware in de schaduw.
Later bij
het neoplatonisme wordt dit “het ene”als het minst deelbare van alle begrippen
waarin denker en gedachte één zijn, of het onnoembare omdat, “noeming” en
entiteit niet meer zijn te onderscheiden. Mede via Augustinus, een neoplatonische denker,
ontstaat hieruit het christendom.
Dat deels
uit oude godsdiensten is ontstaan en deels uit het neoplatonisme. Het
min of meer filosofisch begrip “goede” wordt vermengd met reeds bestaande beelden en legenden en wordt God. De woorden goed en God lijken ook op elkaar. De vraag is ook inhoeverre het Joodse monotheïsme door het Platonisme is beïnvloed. Het helenistische Alexandrië had een grote Joodse gemeenschap. Ook kwamen veel Indiase denkwijzen via Alexandrië in de Griekse wereld. Wel is het zo dat Plato in de tijd vóór het helenisme schreef maar zijn voorganger Pythagoras is blijkbaar ook door oosterse ideeën zoals reïncarnatie beïnvloed.
Heraclitus
en Nietzsche bestreden het vastleggen van de verschijnselen in onveranderlijke begrippen. Alles
stroomt, niets ligt vast was het motto van Heraclitus. Nietsche werkte het één
en ander uit met betrekking tot het niet bestaan van een objectieve eeuwig
geldende moraal. Hij wordt daarom de filosoof met de hamer, uiteindelijk is
zelfs de taal een leugen.
Levinas remt
dus als het ware de deconstructie in de beschrijving van een pre-bewust uiteindelijk
ethisch appél door de ander. Het
ethische komt zo weer terug als constituerend element.
Overigens is
het volgens mij verre van duidelijk hoe Plato zelf zijn “vormen” of ideeën precies zag en waar
grote delen van zijn filosofie vandaan kwamen. Hoor en wederhoor is hier niet
meer mogelijk.
Ons brein
construeert, schept van nature orde in de chaos, het heelal construeert ook, of
is dat alleen maar schijn omdat we geen chaos waar kunnen nemen? Chaos is
eigenlijk ook een soort constructie, het zou een zinloos begrip zijn als we
geen “niet”chaos dan wel bijna chaos zouden kunnen waarnemen. Uiteindelijk tot
op het hoogste begrip doorgeredeneerd zijn er dus maar twee constructies, chaos
en niet chaos of systeem en niet systeem; en ook dat is een systeem. Wederom
een slang die in zijn eigen staart bijt. To be chaos or not to be chaos? that's
the question.