We houden van objecten. Objecten zijn manipuleerbaar en
begrensd. Van diensten, gebeurtenissen dus, maken we objecten, bijvoorbeeld in de marketing, daar heerst
het in “produkten" denken. De Nederlandse Spoorwegen leveren een “produkt”,
reisbureau’s leveren een produkt.
In het bankwezen gaat dat pas echt goed mis, diverse
“produkten” (hypotheken etc.) worden gebundeld tot derivaten en dan verhandeld. Met een enorme
economische crisis als resultaat. Gezondheidsbehandelingen worden ook als “produkt” gezien,
met als resultaat een enorme commercie, overheidsbezuinigingen waarvan de
zwakkere de dupe worden, een idiote administratie waarvan artsen en patiënten
de dupe worden etc..
De mens is een gebeurtenis en geen object/produkt zo hebben we
gezien in de vorige blog. In feite zijn alle objecten uiteindelijk waarschijnlijk
gebeurtenissen. Materie bestaat uit krachten, atomen, elektronen, misschien
trillende eendimensionale snaren etc.. Hoe ver je materie ook gaat ontleden (stel
dat men dat zou kunnen), nooit stuit je op basale materie. De wereld is uiteindelijk van wiskunde.
Gebeurtenissen zijn uiteindelijk onderling verbonden. Alle gebeurtenissen zijn waarschijnlijk causaal te herleiden
tot één oer-gebeurtenis, de big bang. Als je ver genoeg terug redeneert heeft de ene gebeurtenis
altijd betrekking op de andere, geen een gebeurtenis hangt in de lucht zonder
oorzaak en gevolg. De mens als gebeurtenis staat ook niet op zichzelf. Wij
maken als gebeurtenis deel uit van de voedselketen, de koolstofketen, het
milieu, het universum. Hoe breder je kijkt des te waarde-vrijer alles is. Het universum op de grootste schaal kent geen goed of fout,
wat gebeurt dat gebeurt.
Op kleinere schaal is het een ander verhaal. “Stel je voor”, hierbij stel je je als gebeurtenis (hoofd,
benen, gedachten) tegenover een denkbeeldige gebeurtenis. Je kunt jezelf alleen
maar stellen, dus jezelf vóór iets stellen, als je jezelf als afgescheiden
gebeurtenis ziet.
Een tijger wil je opeten. Op dat
moment stel je jezelf extreem los van de rest van de wereld. Vooral het intact
blijven van jezelf staat voorop. Je hebt doodsangst. Je bekommert jezelf niet meer om de voedselketen of het feit
dat je van grote betekenis voor een uitstervend diersoort kunt zijn, je bent je
meer dan ooit bewust van je afgescheidenheid tegenover een bedreigende wereld, je vernietiging is aanstaande. Je krijgt zelfs eenzaamheidsgevoelens en gaat om
hulp roepen, zelfs als er niemand in de buurt is. Er bestaat op dat moment een heel duidelijk goed en fout.
Goed is als je bijvoorbeeld een geweer bij de hand hebt, slecht is als je
opgegeten wordt. Voor de tijger geldt precies het omgekeerd. Zijn grootste
angst is honger.
Wat we doen als we onszelf stellen is grenzen stellen, we
scheiden onszelf meer dan ooit af van de bedreigende buitenwereld, we
“bepalen”, zetten grenspalen. Waar bevindt zich de dreiging, waar liggen mijn
kansen etc. We verzamelen “informatie”, informatie is bepaling van onszelf in
verhouding tot onze omgeving of de bepaling van de omgeving in verhouding tot onszelf.
Als je opgegeten wordt is dat afgezet tegenover de grote
schaal helemaal niet goed of slecht. Er gaat geen atoom verloren, het is een
neutrale gebeurtenis die duizenden malen plaatsvindt binnen de voedselketen. Pas als we het gebeuren met de tijger overleefd hebben en
rustig op een stoel zitten kunnen we deze overwegingen maken. We kunnen de
grenzen tussen ons en de omgeving opschuiven. De informatie wordt breder. Hoe
verder het gevaar, des te makkelijker het is om genuanceerd te denken over
tijgers, prachtige dieren die beschermd moeten worden etc.
Angst doet ons onszelf op een intensievere manier tegenover
een dreigende wereld stellen. Die dreigende wereld kan bestaan uit een tijger,
maar ook bijvoorbeeld uit een reorganiserende manager, of een boete uitdelende
politieagent. Ook hoge belastingen, potentiële terroristen, beledigingen aan de
“profeet”, hooligans, Donald Trump etc. etc. ondermijnen onze positie en leiden
ertoe dat we ons gaan “stellen”. We stellen grenzen, wie zijn wij, wat zijn de
dreigingen etc.
Dit onszelf stellen is de kern van ons bestaan als levende
organismen. We zijn niet zozeer onze hersenen maar allereerst ons
stellen. Asceten beweren dat we dat niet meer zouden moeten doen, angst,
hebzucht etc. moeten we gelijkmoedig langs ons heen laten gaan. Probleem is echter dat als we onszelf niet meer stellen, we
verder ook niets anders meer kunnen stellen. Jezelf iets voorstellen betekent
letterlijk jezelf “vóór iets stellen”, om iets te zien, ook in je fantasie moet
je het vóór je hebben. Iets dat achter je is kun je niet zien.
Magritte
Nu het gedachte-experiment van een niet aan materiële
processen gebonden geest. Om te stellen heb je materie nodig (die inderdaad
uiteindelijk ook niet als zodanig bestaat). Je stelt je auto op bij
voorsorteren, zonder auto kun je niet voorsorteren dan wel parkeren.Magritte
Hetzelfde geldt ook voor de belichaamde mens, een geest zonder
lichaam zou geen vóór, achter, boven of onder kennen, hij zou geen voorstellingsvermogen hebben.
Wij kunnen ons alleen in de wereld stellen, in tijd en
ruimte. Buiten tijd en ruimte kunnen we ons niet stellen. Hoewel we weten dat
er tijd en ruimte is en we er wel mee kunnen spelen. Belichaming is informatie.
Informatie bestaat alleen ten opzichte van andere informatie. Alleen iets dat
zelf vorm heeft kan zich ten opzichte van andere vormen stellen, vergaart informatie. Wel moeten er
meer objecten zijn voor zinvolle en gedetailleerde informatie. Een trein bijvoorbeeld, is
alleen maar een trein omdat er ook auto’s, fietsen, huizen etc. zijn. Als die
trein het enige was in het universum, dan zou hij niet langer een “trein” zijn
maar “alles”. Hij zou wel verschijnen
als hij alles was, maar dan alleen ten opzichte van niets. Wij als waarnemer van deze wereld zouden dan dit niets in deze wereld met alleen deze trein brengen. We zouden onszelf naast deze trein stellen in dit absurde universum en de trein afzetten, niet tegenover onszelf, maar als alles tegenover niets.
Buiten de wereld, ook buiten de superkleine singulariteit
vlak na de oerknal is er niets dan wel geen informatie, ook geen tijd en ruimte
geen informatie (alles, alle informatie, verschijnt immers als iets ten
opzichte van niets). De wereld, alles, drijft in en komt voort uit het
informatie-loze niets.
Zouden echter de wetten van logica en wiskunde wel aan tijd,
ruimte en belichaming, dus aan informatie, voorafgaandd/ten grondslag liggen?
Voorafgaand is dan overigens een zinloze uitdrukking want zonder tijd is er geen voorafgaand, er is geen eerder en later meer. Onze informatie, ruimte en tijdsgebonden berust dan in iets dat nog fundamenteler is. Er zou dan een Platoonse basisstructuur buiten ruimte en tijd zijn, waarin informatie in de vorm van ruimtetijd/materie verschijnt.
Voorafgaand is dan overigens een zinloze uitdrukking want zonder tijd is er geen voorafgaand, er is geen eerder en later meer. Onze informatie, ruimte en tijdsgebonden berust dan in iets dat nog fundamenteler is. Er zou dan een Platoonse basisstructuur buiten ruimte en tijd zijn, waarin informatie in de vorm van ruimtetijd/materie verschijnt.
In drie dimensies, in de ruimte en tijd kunnen we “(voor)stellen”.
In meer dimensies kunnen we ons niet stellen, kunnen we ons niets voorstellen. Maar als er nu daadwerkelijk
meer dimensies bestaan, wat niet zeker is ,hoewel deze in de wiskunde kunnen
worden uitgebeeld, dan is dat misschien de reden waarom sommige metingen met
betrekking tot kwantumdeeltjes zulke vreemde uitkomsten hebben? We bereiken dan
de grenzen van informatie zoals wij die kennen.
We stellen onszelf in de meting die we verrichten ten aanzien van iets buiten ons, maar meten
iets buiten de grenzen van de normale informatie. Wellicht hebben we zelf niet
de juiste “vorm” om deze informatie op de juiste manier te duiden, om ons
tegenover die informatie te stellen.
Gelukkig bestaan er geen vierdimensionale tijgers.