STEL JE VÓÓR
Rousseau ziet het onderscheidend vermogen als de kracht om het zijn te verstaan “Ik zie het zo, het onderscheidend vermogen van een actief of intelligent wezen is de kracht om het volgende woord te begijpen “is”[10].
Volgens Safranski draait Rousseau Descarte’s
cogito ergo sum om tot “ik ben dus ik denk”. Rousseau ontdekte volgens hem een
“fundamenteel activisme dat de waarneming en het kennen pas op gang brengt”.
Safranski vervolgt: “Ook al vereist de logica tussen twee voorstellingen een
nog zo dwingend verband, ik moet het tot stand willen brengen[11]. Er
is tussen twee punten geen rechte lijn, tenzij ik haar trek”[12].
Is dit activisme waarover Rousseau spreekt fundamenteel? Het tot rechte lijnen kunnen verbinden van punten door de meetkunde veronderstelt ruimtebesef, begrip van opeenvolging van getallen en algebra veronderstelt tijdsbesef. Zonder ruimte en tijdsbesef/beleving kan men zich niet stellen ten opzichte van de wereld, die in onze beleving altijd ruimte- en/of tijd gerelateerd verschijnt[13].
Is ruimte- en tijdsbeleving noodzakelijk
voor bewust denken?
Het onderscheiden tussen opeenvolging
van ervaring en ervaring van opeenvolging kan deze vraag wellicht verhelderen[14]. Neem
als voorbeeld muziek.
Door tijdsbeleving worden muzieknoten
als het ware in elkaar verstaan tot een muziekstuk. Als we alleen opeenvolgingen
van ervaringen zouden hebben, dan zou elke noot afzonderlijk beleefd worden. Muziek
zou onbegrijpelijk zijn. Elke noot draagt immers een deel van het gehele
muziekstuk. Een muzieknoot refereert aan de voorbije maar ook aan de te
verwachten komende noten, we beleven muziek als een “samenhangend geluiden-samenstel”
dankzij perceptie van verleden, heden en
toekomst[15].
Wat voor muziek geldt, geldt ook voor
het denken. Elke gedachte draagt, door tijdsbeleving, een deel van geheel in
zich, we kunnen op onze afzonderlijke gedachten reflecteren in het kader van
een samenhangend gedachtencomplex, een “samenhangend denk- en ervaar-samenstel”.
Reflectie van gedachten op- en
in elkaar is een voorwaarde voor zelfbewustzijn, het zichzelf als een eenheid ervaren,
de essentie van een subject.
Hier is de grens van het denken en willen bereikt[18]. De actieve kracht, waarvan de Savoyardse priester zich gewaar werd en die hem in staat stelde zichzelf van de wereld te onderscheiden en de objecten van zijn waarnemingen te vergelijken, werkt alleen in het kader van ruimte- en tijdsbesef. Dit moet dan ook tegelijk met de actieve kracht aanwezig zijn.
[1] Jean
Jacques Rousseau, Emile, Dover Publications, inc Mineola, New York 2013. p. 279.
[2]
Descartes kende alleen res-extensa, hij ontkende het bestaan van lege ruimte .
[4] Ibid
AT78.
[5] Jean
Jacques Rousseau, Emile, Dover Publications, inc Mineola, New York 2013. p. 275.
[7] Ibid. p.
278.
[8] Ibid. p.
279.
[9] Ibid. p.
280.
[10] Ibid.
p. 279.
[11] De wil
speelt bij Rousseau een heel andere rol dan bij Descartes. Dit thema zou een
aparte paper rechtvaardigen.
[12] Rüdiger Safranski, Arthur
Schopenhauer, de woelige jaren van de filosofie, 4e druk
Atlas/Vertaalgroep Bergeyk 2010. 160.
[13] Ik
spreek hier over ruimte- en tijdsbeleving. Ruimte en tijd echter zijn met
elkaar verweven zo leert de relativiteitstheorie. Derhalve gaat het hier over één
beleving van ruimtetijd. In de tijd van Rousseau uiteraard onbekend.
[14] Stanford Encyclopedia of
Philosophy, Temporal Consciousness, revision 2017. pag. 6.
[15] Shaun Gallagher & Dan
Zahavi, The Phenomenological Mind, 2e
druk Abingdon 2012; hoofdstuk getiteld “A phenomology of time-consciousness”.
[16] Kant
verwierp dit idee.
[17] Hoe zou
een voorwerp eruit zien dat een driedimensionale schaduw werpt? Alles immers een
dimensie extra.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten