Translate

maandag 24 december 2012

LICHT EN DONKER, ORDE EN CHAOS



 
Met kerstmis wordt de terugkeer van het licht gevierd
 
 
De ander betrekken we op onszelf, Aldus Levinas, Kant en overigens meerdere religies. Het ethische, het goede is daarom de leidende factor.
In principe handel ik goed, het kost zelfoverwinning om slecht te handelen.
Zelfs als ik mijn buurman om zeep help doe ik dat omdat hij een landverrader is, het niet eens is met mijn profeet,  mijn voetbalteam benadeelt, revolutionair dan wel contrarevolutionair is. Met andere woorden er zit meestal wel een of ander “goed doel” achter waar je “iets voor over” moet hebben.
Je “offert eerst jezelf op”, en wel  voor je land, ras, voetbalteam of andere psychische waan alvorens tot moorden over te gaan.
 
Het “goede” is de drijvende factor achter onze handelingen.
Het slechte wordt  niet zozeer als iets positiefs gezien, eerder duidt het op het ontbreken van iets. Alleen al de termen “positief”-“negatief” geven dit al aan.  Slechtheid zou dus een tekort aan goedheid zijn, net als honger of dorst niet een bezit van iets is maar een tekort aan eten of drinken aangeeft. Slecht is dus een tekort aan goed (of ik het hiermee zelf eens ben doet er hier totaal niet toe, ik geef hier een denkwijze weer). De duivel is geen anti- God , geen zelfstandige gelijkwaardige slechte kracht, maar een gevallen engel, een opstandeling een nabootser, een reagerende ondergeschikte duistere kracht. 

De vergelijking die het meest gebezigd wordt is licht/donker en dat is goed verklaarbaar.
Tegenwoordig heb je lichtvervuiling waardoor je de sterren niet meer ziet, vroeger waren de nachten echter totaal  donker.
Zelfs in de steden was weinig licht, het was gevaarlijk ’s nachts om buiten te zijn,  niemand wist wat er precies gebeurde, de dingen kwamen pas de volgende dag “aan het licht”.



Licht was kostbaar en schaars, als het donker was kon je beter binnen zijn en slapen. Er gebeurde zaken die het “daglicht niet konden velen”. Boze geesten, demonen en trollen waarden rond.
Als het donker is zie je de dingen minder goed,  men onderscheidt geen contouren, gebrek aan licht maakt dingen vaag en wazig. Duisternis is een metafoor voor het slechte, er heerst gevaar, onduidelijkheid. Licht is goed, dingen worden belicht, de waarheid komt aan het licht. Het ware en het goede is één en hetzelfde aldus de oude Grieken.

In de duisternis zie je de dingen in hun veranderlijke staat, vluchtig en onduidelijk, je ziet dingen gebeuren maar kunt ze niet in hun grote geheel beschouwen, je kunt ze niet be”grijpen”, onduidelijk, je kunt ze niet duiden.
Mensen werden ziek en gingen dood, maar men wist niet dat het bijvoorbeeld van slecht water kwam, wat opgelost kon worden. Men begreep het niet, men “taste in het duister “ wat betreft de oorzaak. Kennis was goed, onwetendheid slecht.

Het goede/schone  en het ware werd als één beschouwd.
De verschijningsvormen de dingen zijn tijdelijk, hoe verder je in de overkoepelende formuleringen komt hoe minder tijdelijk ze worden.

Een Peugeot 4.1 met als kenteken etc. is meer tijdelijk, hoogstens een jaar of 15,  als de Peugeot, die weer meer tijdelijk is als de auto, die weer meer tijdelijk is als het voertuig wat weer meer tijdelijk  is als het object. Met het overkoepelende begrip “auto” be”grijp”je het verschijnsel Peugeot 4.1 met als kenteken etc. Aldus kun je er je het verschijnsel Peugeot met als kenteken etc. “toelichten”.
 
 
 
Er is sprake van een “lichtdenken”, lichtfilosofie.
Analoog aan wat in de natuur de zon is, wordt in deze denkwijze het goede, het ware of het schone de bron van alles. Dat wat alles aan het licht brengt is uiteindelijk ook het hoogste begrip en wordt in de grotvergelijking van Plato gelijkgesteld met de zon.
’s Winters  is er weinig zon, dieren en planten sterven, er heerst kou. Als de zon ’s zomers terugkomt bloeit alles weer op.
Als het goede , het ware, de waarheid dus ontbreekt volgens deze denkwijze, gaat het mis, zaken sterven af, gaan mis, duistere zaken vinden dan plaats.

Volgens de Plato waren op één of andere manier alle waarheden al bekend, ze hoefden alleen nog maar aan het licht te worden gebracht. Plato geloofde in reïncarnatie en in het feit dat de menselijke ziel vóór zijn geboorte alle waarheden geopenbaard zou krijgen door een reis in een ster.(absoluut dus niet mijn ideeën, maar wel leuk) Het hoogste begrip was dus “het goed/ware of schone” analoog aan de zon. Alles had er min of méér deel aan, alles is min of meer goed, min of meer waar, het hoogste is hét goede/ware als absoluut begrip. Iets dat slecht is had weinig deel aan het goede, het stond dus als het ware in de schaduw.
 
Later bij het neoplatonisme wordt dit “het ene”als het minst deelbare van alle begrippen waarin denker en gedachte één zijn, of het onnoembare omdat, “noeming” en entiteit niet meer zijn te onderscheiden.  Mede via Augustinus, een neoplatonische denker, ontstaat hieruit het christendom.
Dat deels uit oude godsdiensten is ontstaan en deels uit het neoplatonisme. Het min of meer filosofisch begrip “goede” wordt vermengd met reeds bestaande  beelden en legenden en wordt God.  De woorden goed en God lijken ook op elkaar. De vraag is ook inhoeverre het Joodse monotheïsme door het Platonisme is beïnvloed. Het helenistische Alexandrië had een grote Joodse gemeenschap. Ook kwamen veel Indiase denkwijzen via Alexandrië in de Griekse wereld. Wel is het zo dat Plato in de tijd vóór het helenisme schreef maar zijn voorganger Pythagoras is blijkbaar ook door oosterse ideeën zoals reïncarnatie beïnvloed.

Heraclitus en Nietzsche bestreden het vastleggen van de verschijnselen in onveranderlijke begrippen. Alles stroomt, niets ligt vast was het motto van Heraclitus. Nietsche werkte het één en ander uit met betrekking tot het niet bestaan van een objectieve eeuwig geldende moraal. Hij wordt daarom de filosoof met de hamer, uiteindelijk is zelfs de taal een leugen.
Levinas remt dus als het ware de deconstructie in de beschrijving van een pre-bewust uiteindelijk ethisch appél door de ander.  Het ethische komt zo weer terug als constituerend element.



Overigens is het volgens mij verre van duidelijk hoe Plato zelf  zijn “vormen” of ideeën precies zag en waar grote delen van zijn filosofie vandaan kwamen. Hoor en wederhoor is hier niet meer mogelijk.
Ons brein construeert, schept van nature orde in de chaos, het heelal construeert ook, of is dat alleen maar schijn omdat we geen chaos waar kunnen nemen? Chaos is eigenlijk ook een soort constructie, het zou een zinloos begrip zijn als we geen “niet”chaos dan wel bijna chaos zouden kunnen waarnemen. Uiteindelijk tot op het hoogste begrip doorgeredeneerd zijn er dus maar twee constructies, chaos en niet chaos of systeem en niet systeem; en ook dat is een systeem. Wederom een slang die in zijn eigen staart bijt. To be chaos or not to be chaos? that's the question.

vrijdag 5 oktober 2012

ALLES IS AANWEZIG OF HET ANDERE


De vorige blog in normaal taalgebruik, een poging, maar misschien zit ik fout, deze blog is immers geen filosoof. 


Omdat ik bijvoorbeeld van een lekker glas bier kan genieten ben ik geneigd de ander te tracteren.
Zou ik zelf niet kunnen genieten, zou ik niet weten wat dat is, dan had geen enkele reden een ander te tracteren. Stel dat een ander met krukken en een zeer been in de trein moet staan. Ik ben dan geneigd te helpen door mijn plaats aan te bieden omdat ik zelf weet wat het is om pijn te hebben.
Deze pijn hoort bij de wereld als “er is”, waarin ik afhankelijk ben.

Beide aspecten van de het leven, het genieten en de afhankelijkheid zorgen ervoor dat de ander een appél op ons kan doen. Wij begrijpen dan de ander als onszelf, als het andere in onszelf. In principe is dit ethisch. We moeten moeite doen om de ander niet te zien, niet op te staan voor iemand met krukken bijvoorbeeld, te slaan of erger. Daarvoor moet hij dus eerst ontmenselijkt worden, medelijden en spiegelneuronen moeten uitgeschakeld worden, vaak lukt dat aardig.


Globaal gesproken bestaan er twee met elkaar gemengde visies over de grond van de wereld.
De ene visie gaat uit van de eenheid van alles. De uiteindelijke grond van de mens en van de wereld zou dezelfde zijn. In de mens slaat de natuur de ogen op. Dus door de mens, zoals ontstaan in de evolutie, wordt de natuur zich van zichzelf bewust (op deze planeet zou je daar aan toe kunnen voegen). Mens en natuur zijn één.
Het ego is slechts schijn, wie het ego overwint ziet het grote verband. God is in alles in de natuur, is alles. Er is sprake van een in alles werkzame wereldgeest. Hier heerst dus een soort pantheïsme. Alles is in principe aanwezig en ontplooit zich. De wereld is als het ware één organisme.
Door zichzelf te doorgronden doorgrond men de wereld, de godheid. De ziel van de mens is van dezelfde substantie als Gods wezen. De wereld is uiteindelijk in ons.
Deze visie bestaat (deels) in het Boeddhisme, vormen van mystiek, bij Hegel of bijvoorbeeld in de new-age beweging.



Ontsluiering, Monique van Zwieten 

Een tweede visie ziet de grond in het andere, verborgene, juist niet bereikbare. De wereld is niet in ons. Naast ons is er een wereld in het verborgene, het andere, de waarheid versluierd en ontsluierd zich. Het "ding an sich"van kant is niet opgelost.
Er is iets dat niet met het denken bereikt kan worden. Het “absolute niets” als tegenstelling tot “het zijn”, het met het denken onbereikbare uiteindelijke zelf in ons  dat uiteindelijk ook het andere is (misschien ook niets). Dan is er de ander, weerspiegeld in het andere in onszelf.
God, wordt dan gezien als het radicaal andere buiten het zijn.
Om met Taoisten te spreken, “men kan Tao alleen bij benadering leren begrijpen. In de tekst van de Daodejing wordt geschreven: "De essentie van Tao is dat het niet uitgedrukt kan worden. Als men denkt het wel te kunnen uitdrukken, dan is het niet Tao." Tao is immers vormloos en niet gebonden aan een vorm (wikipedia).
Juist dit andere zou volgens Levinas  als het ware de motor van de ethiek zijn. Dit andere moet niet overwonnen worden om tot een éénheid te komen, het andere moet juist gerespecteerd worden.

Interessant is het neoplatonisme.
Plotinus spreekt van "het ene" buiten alle categorieën van zijn en niet-zijn. "Zijn" is een atribuut van objecten waar het ene buiten valt.
Gedachten kunnen er niet aan toegeschreven worden omdat dit een dualiteit tussen gedachte en denker verondersteld. Aldus Plotinus.




zaterdag 22 september 2012

ONAFHANKELIJKHEID EN AFHANKELIJKHEID



De mens is in feite een tweeheid, een denken en een zelf waar tegenaan gedacht wordt.
Daarnaast is de mens ook in een ander opzicht een tweeheid.
Je hebt de wereld als genieten, als nuttigen. Lekker eten, muziek, mooie landschappen, huizen, kunst, de wereld die we in onze macht hebben, die mij voedt (Aldus J. Keij).
De wereld als goed, goederen, fysieke objecten met waarde. De wereld waarover we macht hebben, die we onder controle hebben, waarin we een onafhankelijkheid zijn.



Daarnaast is er de wereld als het “er is”.

De wereld die zich niets aan ons gelegen laat liggen, de wereld als pijn, natuurramp, ziekte, depressie, afwijzing en dood. 



Zelfs het genieten kan elk moment omslaan in het “er is”, genieten kan omslaan in verslaving, ziekte, oorlog.
De mens is hier een complete afhankelijkheid, het "er is" wordt in beschreven in het boek "Heart of Darkness" van Joseph Conrad. Een verhaal dat zich afspeelt in de wildernis van de Congo. Marlowe dringt steeds verder de wildernis binnen op zoek naar de “krankzinnig" geworden Kurtz, die zich het verst in de binnenlanden heeft gewaagd en een soort monster is geworden. Met moord en doodslag buit hij zijn district uit.
Zou de wildernis, dat kolosaal grote iets, ‘dat niet kon spreken en ook niet kon horen’zich door de wil van de indringers laten beteugelen, of zou het omgekeerd zijn en zou zij de indringers hun eigen wildernis onthullen’.
Uiteindelijk ontpopt de wildernis zich als iets dat elke zin afwijst,  zij is zo volstrekt betekenisloos, dat de naar betekenis zoekende mens zich er onheroepelijk in verliest en zich vereenzaamd voelt (Safranski). In de wildernis, juist in haar woekerende levendigheid, openbaart zich de absolute contingentie (toeval, niet noodzakelijkheid, wat er is kon evengoed niet zijn).
De wildernis is misschien ook wel de wereld van het moderne denken, de neurosofie als zouden wij onze hersenen zijn met alleen vurende neuronen (Swaab), de wereld van de geestelijke depressie.
De roman eindigt met het sterven van Kurtz, hij fluistert nog “the horror, the horror”. Hij had daarmee geoordeeld, zich uiteindelijk verzet en nog een absurde soevereiniteit bewaard in het hart van een zegevierende duisternis (Safranski).


Kurtz

Deze roman werd later als thema gebruikt voor de film Apocalypse Now van Coppola, zich afspelend in Viëtnam.

De mens is dus volgens Levinas zowel genieten, onafhankelijkheid  als afhankelijkheid,
ieder mens,
Dit zijn van genieten/onafhankelijkheid en afhankelijkheid is volgens Levinas de voorwaarde voor medemenselijkheid en verantwoordelijkheid.
Wij dragen, zo hebben we gezien, de ander, het andere in ons. Ook ons denken, onze taal waarin we mededelen en waarin we tegen onszelf denken wortelt in contact met de ander.

Wij zien de ander, waarmee we niet samenvallen, evenals onszelf,  als genieten en afhankelijkheid, de ander doet hierin een appél op ons. Dit appél is ethisch, zegt ons de ander niet te doden, te respecteren en verantwoordelijkheid ten nemen voor de ander.
Dankzij het feit dus dat we zelf kunnen genieten en lijden kunnen wij verantwoordelijkheid over de ander nemen.
Om de ander te kunnen doden, zo hebben we gezien moeten we hem eerst ontmenselijken, vervijanden. .Het absolute heden zou dus iets zijn dat dwars op de tijd staat van onmeetbaar korte duur, de tijd als zijnde voorbijgaand alleen verleden dat niet meer is en toekomst die nog niet is. In dit absolute heden zou het appél plaatsvinden.

Dit appél door de ander is de morele standaard. Wetten en morele codes zijn hulpmiddelen, het appél gaat echter vóór en kan in verschillende situaties verschillende handelswijzen vergen en eisen dat de wetten en codes worden overtreden.
Dit appél door de ander is dus ethisch , het goede en in de aard der zaak de kern en het resultaat van de wereld vanuit een mens gezien. Aldus drijven we in feite richting Plato.

donderdag 13 september 2012

HET ONDENKBARE ANDERE EN CONDENSATIESTREPEN

Even de verkiezingskoorts terzijde.
Wat Fred in zijn interessante reactie wellicht bedoelt zijn fantasiepersonen.
Romanfiguren wellicht.



Eerst een kleine herhaling.
Zoals we gezien hebben kan ik mijn medemens niet waarnemen, de ander is onzichtbaar.
Wat de ander voelt, waarneemt of denkt is voor mij onbekend. Wel heb ik een beeld van de ander, en andersom uiteraard, de ander heeft een beeld van mij.
Verder dan een beeld van wat de ander voelt, denkt en ziet komen we nooit.
Of het nu om fictieve personen of werkelijk levende personen gaat we zien alleen beelden in ons.


 
Gedachten zijn niet te lezen


Fictieve figuren zijn echter veel waarneembaarder dan werkelijke personen, als de schrijver dat wil.
Een zin als "terwijl hij aandachtig de vogels observeerde dacht hij aan zijn jeugd" kan alleen betrekking hebben op een fictieve figuur.
Van een ander weet men nooit waaraan hij denkt, waarnaar hij kijkt en met hoeveel aandacht, zelfs niet als hij er over praat. Als iemand zegt ik denk nu aan mijn jeugd kan het zijn dat hij in werkelijkheid aan zijn buurvrouw denkt.
Een fictieve figuur kan als de schrijver dat wil wel een open boek zijn. "Terwijl hij zei dat hij aan zijn jeugd dacht, dacht hij aan zijn welgevormde buurvrouw" zo kan een schrijver ons mededelen.
Er zit wel een black box achter een fictieve figuur, namelijk de bedenker ervan. Die kan iets in een fictieve figuur leggen wat wij niet meteen of zelfs nooit zullen zien.
Dit spelen met zichtbaarheid, onzichtbaarheid en halve zichtbaarheid vormen onder meer de elementen die een roman, sprookje, dan wel levendige droom, boeiend maken. Het bewustzijn van fictieve figuren bestaat, maar dan opgebouwd uit het bewustzijn van hun bedenker en hun waarnemer.
Een werkelijk bestaand mens is dus uiteindelijk onzichtbaar, we hebben alleen een beeld van hem/haar.
Ook voor onszelf zijn we uiteindelijk onzichtbaar.
We nemen onze gedachten waar. Datgene dat onze gedachten waarneemt kunnen we echter niet met onze gedachten waarnemen. we zijn dus twee, onze gedachten en "het ondenkbare andere" dat waarneemt. Dus de ander kunnen we niet waarnemen en ook het "ondenkbare andere" niet omdat we daar tegenaan denken. Derhalve dragen wij de ander en het andere in ons.

Hetzelfde geldt voor onze tijdsbeleving. We kunnen ons niets buiten de tijd indenken, het lijkt wel alsof we uit tijd bestaan.
Toch is er iets dat tijd waarneemt, iets dat samengaat met de tijd, maar er niet mee samenvalt, om in het jargon van Levinas te blijven (als uiteengezet door J. Keij).
Er is dus een tijdwaarnemende instantie die zelf buiten de tijd valt.
Let op, het gaat hier dus niet om natuurkunde maar om tijdsbeleving.



Er is nog iets vreemds met de tijd.
Als je naar een condensatiestreep van een vliegtuig in de lucht kijkt zie je het vliegtuigje als miniscule, soms onzichtbare stip die een lange lijn achter zich sleept.
Zo is het ook met tijdsbeleving.
Het verleden bestaat niet meer, de toekomst bestaat nog niet, maar waar is nu het heden?
Het absolute heden is in minder dan een seconde voorbij, in feite bestaat het niet, als je de h van heden hebt uitgesproken is het al voorbij. In feite bestaat het heden niet in de tijd, het heden is net als in de lucht een onzichtbare stip die de tijd als een condensatiestreep achter zich aansleept.
Toch vindt het werkelijk leven, de oerimpressie in dit onzichtbare heden plaats.
Een soort tijdloze (serie)punt(en) die steeds (ver)sterft en de bewuste tijd als een soort condensatiestreep achter zich aanslepend. Eventueel ook voorafgegaan door anticipatie, het nog niet bestaande heden en de nog niet bestaande tijd.



In dit heden, deze oerimpressie laat Levinas het één en ander plaatsvinden.
In dit buiten de tijd liggende heden doet "de ander, het andere"een appél op ons aldus Levinas.



Wordt vervolgd

zaterdag 8 september 2012

HET BESTAAN ALS RELATIE

Eindelijk weer eens een nieuwe blog.
Vakantie en computerproblemen hebben mij van het bloggen afgehouden.

Over de evolutietheorie.
Hegel zag in de wereld de ontplooing van wat hij noemde de "wereldgeest".
Een soort filosofengod, de in zichzelf gesloten wereldgeest zou zich in de schepping veruitwendigen.
De schepping betekende gegenstand, op dialectische wijze zou daardoor een steeds een hoger niveau bereikt worden, het doel van de wereld zou zijn dat de geest tot zichzelf zou komen.
De natuur maar ook de geschiedenis zouden daar een functie in hebben.
In navolging van Hegel zag Marx een doel in de geschiedenis.
Darwin zag ontwikkeling in de natuur, hogere levensvormen ontstaan uit lagere.
De evolutie is als het ware een computersysteem, miljarden levensvormen knippen aan en uit in een enorm ontwerpsysteem dat het leven is. We weten als het ware hoe de "wereldgeest"van Hegel denkt. Dom dat godsdienstfanaten zo gebeten zijn op de evolutietheorie.
Uiteraard had Hegel nog nooit van de evolutietheorie gehoord, maar mede dankzij zijn manier van denken zat deze als het ware in de lucht halverwege de 19e eeuw.


Napoleon door Caspar David Friedrich, volgens Hegel zou in Napoleon de wereldgeest in de geschiedenis werkzaam zijn

Hegels denken was een aanwezigheidsdenken. Alles was er al, de geest hoefde zich alleen nog maar te ontplooien. Alles was er als het ware in één geest. In feite zit veel new age-denken op dezelfde lijn.
Alles hangt samen, natuur, menselijke geest, een soort pantheisme wordt beleden.

Tegen deze denkwijze kwam in de 20e eeuw weerstand.
Er was geen oog meer voor de "ontsluiering" van de waarheid en voor het "andere" voor het andere in de ander.
Met name bij Heidegger, maar ook bij Levinas. Jan Keij heeft in het boek "De filosofie van Emanuel Levinas"deze ideeën uiteengezet.
Levinas zag de wereld vooral als relatie.
In de vorige blog hebben we gezien dat de ander in feite verborgen is voor ons. Wij zien slechts een beeld van de ander.



Ook wijzelf dragen echter het andere en de ander in ons.
Wij denken, maar we denken altijd tegen "iets"aan, tegen onszelf.
Daarmee zijn we twee, een denkende instantie en een ik waar tegen aangedacht wordt.
Denken is überhaupt een bezigheid die anderen veronderstelt.
We denken in taal. Taal veronderstelt een niet met ons samenvallende ander.
In taal delen we iets mee. Er moet dus een ander zijn die niet met mij samenvalt waarmee begrippen te delen zijn. We leren de taal dan ook van anderen, onze ouders, vrienden etc.
Omdat we in onszelf, tegen onszelf aandenken, een denkende instantie en een zelf zijn we twee.
Eerder hadden we ook al gezien dat dit zelf nooit voor het denken te bereiken is, steeds is er weer een diepere laag die tegen de buitenste lagen aankijkt, steeds worden we naar buiten geworpen.
Dus al in het feit dat we denken in onszelf ligt een relatie ten grondslag.
De kern van het bestaan is relatie.


Wordt vervolgd

maandag 2 juli 2012

EMMANUEL LEVINAS OVER DE ANDER



De ander als zodanig kunnen we niet waarnemen, alleen een beeld van hem in onszelf, de ander blijft verborgen


De 4e dimensie kunnen we nietwaarnemen. We kunnen dan ook niet bewijzen, hoogstens vermoeden dat er zoiets bestaat.
Er is nog iets dat we niet waar kunnen nemen.
Heel simpel, "de ander". De Joods-Franse filosoof van Litouwse afkomst Emmanuel Levinas heeft dit bestudeerd.
Als jij met het klussen op je vingers slaat, dan voel ik daar niets van. Er zal slechts een nauwelijks merkbare glimlach op mijn lippen verschijnen, of ik ga over tot troostpogingen. Ik kan me alleen maar indenken wat je voelt, zelf kan ik jouw zere duim niet voelen. Ik heb slechts een beeld van de ander, waarnemen hoe hij werkelijk is en wat hij voelt kan ik niet.



Voor mij is de ander transcedent. De ander kan op zijn beurt mij niet waarnemen, maar slechts een beeld van mij vormen en dat weet ik. Het enige dat ik van de ander waarneem is het gelaat. Met deze term bedoelde Levinas niet alleen gezicht, maar breder, ook bijvoorbeeld houding en stem van de ander.
Met dit gelaat nemen we dus de ander waar, een transcedentie. Juist door deze transcedentie doet de ander een appél op mij, een voorbewust en op mijn leven als egoïsme inbreuk makend besef van de ander als hulpbehoevend wezen, hoe ik daar ook op reageer.



Levinas

De filosofie tot Levins hield zich bezig met "de mens" en "de geest".
Er zijn echter ongeveer 7 miljard mensen, ongeveer 7 miljard min één anderen.
Het respect van de ander als ander ontbreekt vaak in het menselijk denken, al te snel trachten wij de ander te dwingen te voldoen aan het beeld dat we van de ander hebben, wij trachten de 'ander"in te kapselen, ook in ons denken.
Levinas hield zich bezig met de ander als ander, een hiaat in de filosofie, hij spreekt zelfs van "egologie" met betrekking tot het gangbare denken en kwam tot opzienbarende conclusies.
Het begrip appél speelt een belangrijke rol in zijn filosofie, hierdoor worden we op vóórbewust niveau geraakt door de ander of we nu willen of niet (hersenonderzoek en de ontdekking van spiegelneuronen in onze hersenen ondersteunen dit). Dit appél is goed, het verbiedt de ander kwaad te doen, het roept op tot verantwoordelijkheid.
Het begrip "de ander"had bij Levinas dus ook een ethische lading.
Om de ander te kunnen vermoorden moeten we hem eerst ontmenselijken.
Van het gebod "gij zult niet doden" gaf Levinas een interessante interpretatie. Het betekent ook gij zult niet links laten liggen, negeren, treiteren, ontmenselijken etc.


Om de ander te vermoorden moet je hem eerst ontmenselijken (toegangspoort Auschwitz-Birkenau)


Wij kunnen uiteindelijk dus ons eigen zelf niet waarnemen, steeds word je naar buiten geworpen, hier speelt dus het eerder vermeld Droste effect. Uiteindelijk kunnen we onszelf ook alleen maar als een ander waarnemen, ook dit merkte Levinas op.

Is het Heidegger die de filosofie wijst op "zijnsvergetelheid", zo drukt ons Levinas op het feit dat we de medemens als "de ander" niet meer zien.

Wordt vervolgd
Over drie weken

zaterdag 16 juni 2012

OVER DIMENSIES EN DE WAARNEMINGSHORIZON

Om even terug te komen op de reactie van Frank op de vorige blog.
Taal roept beelden op, en beelden roepen taal op. In feite zijn die beelden ook weer een eigen taal.
Onze hersenen vertalen een lange lichtgolf in wat wij noemen rood, een korte in blauw.
De naam vertalen zegt het al, onze hersenen (ver)talen. Hoe leg je iemand die zijn hele leven blind is geweest echter uit wat rood of blauw is.



Zo zijn wij allemaal blind voor bijvoorbeeld meer dan drie dimensies (zo die bestaan).
We zijn misschien als blinden die van anderen (in de vorm van abstracte natuurkundige formules) horen dat er misschien iets als rood bestaat, zonder daar ooit zelf maar een voorstelling van te kunnen maken. Het lijkt soms alsof deze formules een heel klein stukje van het ding an sich van Kant aanraken. Men weet (vermoed) dat iets bestaat maar de menselijke hersenen zijn niet in staat het zich te verbeelden.



Gezondheidszorg in de 2e dimensie


Nog even over de superstringtheorie, daar zijn wel leuke aspecten aan.
Eendimensionale snaren zouden in meerdere dimensies trillen.
Iets ééndimensionaals bestaat niet in de macrowereld. Een snaar is niet ééndimensionaal maar uiteindelijk driedimensionaal. Zelfs de dunste lijn is uiteindelijk tweedimensionaal.
Een ééndimensionaal iets kent maar één richting, heen en terug, alleen afstand. Vandaar dat, men denk ik, het beeld van iets langwerpigs en ééndimensionaal lijkend iets heeft willen oproepen. Een snaar.
Met de snaartheorie wil men zeggen dat iets ééndimensionaals in een meer(tientallen)dimensionale ruimte trilt. De snarentheorie bestaat in combinatie en naast tientallen andere theorieën.
In het populair wetenschappelijk boek "Een kleine geschiedenis van bijna alles" schrijft Bill Bryson "Het een en ander heeft in de natuurkunde een punt bereikt, aldus Paul Davies in Nature, waar het 'voor de niet wetenschapper bijna onmogelijk is om nog onderscheid te maken tussen de legitieme gek en totaal geschifte".
In ieder geval kan geconcludeerd worden dat we materie, ruimte en tijd nog lang niet doorgronden.


Een vierdimensionale kubus (zo die bestaat en tijd even buiten beschouwing gelaten) afgebeeld in drie dimensies (eigenlijk 2, het computerscherm is vlak).
Een driedimensionaal object beeld je in twee dimensies af door lijnen vanuit de hoekpunten van twee vierkanten te trekken. "Vlaklanders", denkbeeldige tweedimensionale wezens zien ook dan nog geen kubus.
Een vierdimensionale kubus beeld je in de derde dimensie af door de hoeken van twee kubussen te verbinden.
Onze driedimensionale hersenen weten echter niet wat ze zien (hyperkubus).
Uit Wikipedia.


En dan is er ook nog donkere materie

Wat minder wetenschappelijke eigen interpretatie hier.
Op dit uiterst merkwaardig Plancklengteniveau moeten we misschien "het einde van ons heelal" zoeken (al kunnen we nog lang niet op dit niveau zoeken).
In de ruimte zelf zullen we die niet vinden.
Op een boloppervlak in een tweedimmensionale wereld zul je nooit het einde vinden als je over de bol rond blijft draaien.
Het eind van het bol-oppervlak bevindt zich echter op elk willekeurig punt van de bol als je naar beneden of boven gaat. Dus naar het niet-boloppervlak.
Met betrekking tot ruimte vind je het einde als je naar de "niet-ruimte" gaat. Naar binnen, naar het allerkleinste, het zwarte gat, de singulariteit in, naar de Planck lengte". Hoe klein dit is, zie vorige blog. Misschien kom je dan als het ware in de pixels van de natuur terecht.

Vergeet ook niet dat als we ver genoeg kijken, in alle richtingen, we in een singulariteit kijken, die van het begin van de big bang. We kijken dan immers tegen de waarnemingshorizon van 13,5 miljard jaar geleden aan, het begin van de oerknal, toen het heelal begon. Als we maar ver genoeg weg kijken, kijken we in feite in het allerkleinste, uiteindelijk in het niets. Het allergrootste wordt zo in onze perceptie door het allerkleinste omringd.
Licht van sterren die verder weg staan dan 45 miljard lichtjaar heeft ons immers nog niet bereikt (45 miljard en geen 14 in verband met de uitdeiing van de ruimte). Het gehele heelal is vermoedelijk honderden malen groter (of duizenden etc. niemand weet het).
Aldus verliest het begrip ruimte, klein/groot zijn betekenis.


Aldus kijken we in de big bang, dus in iets bij de aanvang onmetelijk kleins, dat ons notabene omringt


Met het heelal als geheel heb je dezelfde problemen die je hebt als afzonderlijke persoon.
Voor dat het er was, was er een onvoorstelbare niet-tijd, een niet-ruimte waar we steeds tegen aankijken.


woensdag 6 juni 2012

OVER OPGEROLDE DIMENSIES EN DRAAIKOLKEN





Ouderwets atoommodel

Je kunt materialist zijn, maar materie is gecompliceerd en we weten er nog lang niet alles over.
Ik citeer in grote lijnen Bill Bryson, het boek "Een kleine geschiedenis van alles".
Het beeld van het atoom als een planetenstelsel waarbij de electronen rond een kern draaien als een zonnestelsel in het klein blijkt volkomen fout. Electronen circelen als bladen van een ventilator rond een kern. Ze lijken dan overal tegelijk te zijn, en zijn dat in tegenstelling tot ventilatorbladen ook. Een electron bestaat in feite niet voor het wordt waargenomen. Tot het wordt waargenomen kan het overal of nergens zijn. Het electron circelt niet als een planeet om zijn zon maar neemt eerder het vormloze aspect van een wolk aan.
Bijna alle massa van het atoom is in de kern geconcentreerd aldus het weekblad van de TU Delft.
"De afstand van de elektronen tot de kern is honderdduizend keer groter dan de afmeting van de kern zelf".
Hieruit volgt dus dat als de kern een doorsnede van een meter zou hebben het eerste electron zich 100 km verder zou bevinden. Dus stel dat een kern zo groot als een strandbal in Scheveningen zou zijn, dan zou de eerste electronenschil een straal hebben die zich ongeveer ter hoogte van het centrum van Nijmegen zou bevinden (hemelsbreed).
Materie bestaat dus grotendeels uit lege ruimte. Dat we materie waarnemen komt vooral door het krachtveld.



De electronenschil (wolk) bevindt zich 100 km verderop

In de vorige blog noemde ik de Planclengte. Volgens de huidige stand van de wetenschap is de Plancklengte, ook kwantumlengte genoemd, de kleinste lengte die in onze kosmos voorkomt; kleinere afstanden kunnen niet voorkomen (waarom is mij niet duidelijk).
Het is ongeveer een honderd triljoenste deel van de middellijn van een proton, oftewel ongeveer een honderd triljoenste deel van de middellijn van een proton, oftewel 0,000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 016 162 412 meter. Om deze ontzaglijk kleine schaal te verduidelijken: stel je voor dat een proton opgeblazen zou worden tot de grootte van de gehele Melkweg. Een planckdeeltje zou op deze schaal dan de grootte hebben van een mens, aldus Wikipedia.

Hoe groot is eigenlijk de melkweg?
Als we de Melkweg van opzij zouden kunnen zien, zou zij eruitzien als een schotel (de galactische schijf) met een verdikte kern (de centrale verdikking). De galactische schijf heeft een diameter van 100.000 lichtjaren; de dikte is buiten de centrale verdikking ongeveer 3000 lichtjaren. De Melkweg is samengesteld uit ten minste 200 miljard sterren (recentere schattingen spreken zelfs van rond de 400 miljard sterren), waarvan het grootste deel zich in de schijf bevindt, aldus wikipedia. In de vorige blog noemde ik de vergelijking atoomkern-zonnestelsel.




De allerkleinste afstand die natuurkundigen kennen is de Plancklengte, een minuscule meetlat van 1,6 × 10-35 meter – 35 nullen achter de komma. Op zulke afstanden is de wereld geen glad toneel meer waar deeltjes en krachten ongestoord op kunnen spelen. In plaats daarvan is er een borrelend kwantumschuim van ruimte en tijd.

Terug naar de Plancklengte.
Op deze schaal zouden dus supersnaren als ééndimensionale snaren in vele (tien of meer) dimensies trillen en met hun trillingspatroon de eigenschappen van elementaire deeltjes bepalen.
Een empirisch natuurkundig bewijs voor deze theorieën zal moeilijk te geven zijn. De grootste deeltjesversneller CERN kan op dit niveau nog lang geen waarnemingen doen. Je zou een deeltjesversneller ter grootte van de melkweg nodig hebben.
Dimensies zijn op deze uiterst kleine schaal vermoedelijk "opgerold".
Hoe werkt dat?
Stel je hebt een ééndimensionale lijn. Je hunt maar twee kanten uit.
Een veel kleiner insect echter kan er omheen en doorheen kruipen. Voor hem is het een driedimensionale draad.
Twee dimensies zijn als het ware opgerold.

Op deze manier zou er op dergelijke zeer kleine schalen meer dan vier dimensies zijn, tot tientallen toe, die wij in onze macrowereld niet kunnen waarnemen.
Bewezen is dit echter nog niet, wel worden er modellen naar ontworpen.
Vanwege haar meerdimensionaal aspect zou zwaartekracht vergeleken met andere natuurkundige krachten zo zwak zijn (factor miljarden malen).


Eéndimensionele lijn bevat twee opgerolde dimensies

Ga er maar aanstaan. Materie en het heelal bergen nog ontelbare geheimen in zich.
Er is volgens mij dan ook verschil in materialisten en mechanistische denkers.
Eerder heb ik gesproken over het tot in de absolute details namaken van personen.
Nogmaals maar nu iets anders voorgesteld.
Stel dat je iemand tot in de absolute details na zou kunnen maken.
Je zou ze naast elkaar zetten met een meter tussenruimte. Je zou de oorspronkelijke persoon vermoorden en de exacte kopie aanzetten.
Dan zou de vermoorde persoon alleen maar een meter opschuiven aldus mechanistische denkers.
Niemand zou het verschil zien, het enige waaruit een persoon immers bestaat is samenstelling en structuur, dus in feite heb je niemand vermoord, alleen maar een meter opgeschoven.
Weinig mensen zouden aan een dergelijk experiment meedoen zonder absolute doodsangst, behalve dan mechanistische denkers.
Hoe komt dit?
Op één of andere manier draait onze wereld rond een soort niets waarvoor we ook bang zijn.
Wij denken vanuit dit niets.
Ook ideeën van een soort eeuwige wederkeer gaan er niet echt in.
Het idee dat ooit alles weer precies hetzelfde is zodat we weer opnieuw als dezelfde persoon bestaan, is niet echt overtuigend. Op één of andere manier denken we toch onszelf als de kern van de wereld en tijd. Die bovengenoemde meter opschuiven kan helemaal niet. We zien de wereld als het ware vanuit het centrum van een soort draaikolk waarom alles draait. Het absoluut lege centrum daarvan zijn we zelf.




  Draaikolk sterrestelsel Messier51A met begeleidend stelsel, ca 31 miljoen lichtjaar  van ons eigen stelsel de melkweg



Escher



Wordt vervolgd




maandag 28 mei 2012

ESCHER EN SUPERSTRINGS

Dus de ene denkstroming zet de wereld stil zodat hij in woorden en groepen gevat kan worden.
De andere stroming denkt vanuit de beweging, begrippen worden gedeconstrueerd, alles is afhankelijk van de waarnemer, uiteindelijk wordt zelfs de taal waarmee alles gerelativeerd wordt zelf ook gerelativeerd.
Taal verwijst niet naar een wereld buiten de taal maar is een wereld op zichzelf, aldus Witgenstein.
De ene stroming komt uiteindelijk uit op "het ene" het onnoembare (Tao, Atman, het ene, het goede etc.). Dat als je het noemt het al niet is, omdat naam en bestaan samenvallen, naam en bestaan is immers een tweeheid.
De andere stroming komt uit op het niets, in feite ook onnoembaar, want zo gauw je het hebt benoemd is het al niet meer niets.



Beide stromingen doen denken aan de lithografie 'ontmoeting' van Escher.
Ze lijken op positief / negatiefmannetjes die op hun manier toch op een zelfde punt uitkomen.
En wel op een punt dat de taal breekt.
Tonnie Mudde schreef in dit kader een interessante colum in de Volkskrant van 26 mei naar aanleiding van het college op TV van Robert Dijkgraaf over de oerknal.
In de fysica en astronomie breekt de taal geregeld. In een zwart gat zijn ruimte en tijd oneindig gekromd. Met de oerknal ontstond ruimte en tijd, de oerknal vond dus niet in ruimte en tijd plaats.
Waarin dan? Hoewel deze vraag er een in de trant van 'wat is er aan het einde van een circel?' schijnt te zijn.
Het verband tussen taal en voorstellingsvermogen is hier echter compleet zoek.

Mudde vertelt in zijn colum dat David Gross, een van de bedenkers van de snaartheorie, zijn hond een college quantummechanica gaf. Het dier snapte er niets van.
Misschien dat wijzelf ons in de positie van die hond bevinden als het om de grenzen van de fysica gaat (althans onze grenzen).
Gross zelf  denkt niet dat wij ons in die positie bevinden, hij gelooft blijkbaar in het onbeperkt bevattingsvermogen van de mens, en wel dankzij onze taal met haar oneindige arsenaal aan formuleringen en beeldspraak.


Dat zou waar kunnen zijn, alleen vraag ik mij het volgende af.
Stel je hebt een hogere intelligentie (een god, een ET of wat dan ook). Je geeft hem onze taal als instrument en laat hem iets formuleren wat ons bevattingsvermogen nu te boven gaat.
Zouden wij dan met ons beperkt bevattingsvermogen datgene dat met onze taal als instrument geformuleerd is dan wel kunnen bevatten?
De vraag is dan ook wat er breekt in de moderne fysica en filosofie, onze taal of ons bevattingsvermogen en hoe kunnen wij dit breken zo lang mogelijk tegenhouden?

Dit hebben we in feite al eeuwen gedaan en wel door beelden, hierin heeft Gross gelijk.
In feite is de voorstelling van de oerknal ook een beeld, er was in feite geen sprake van een knal, een ontploffing. Het heelal is ook nooit superklein geweest, het is altijd alles geweest wat er is. Het heelal was alleen 'in vergelijking' met de huidige situatie superklein.
Een opvallend verschijnsel in de bestudering van de Quantummechanica is het feit dat de waarneming de resultaten schijnt te beïnvloeden. Deeltjes hebben de eigenschap dat ze zelfs op twee plaatsen tegelijk kunnen zijn.
Deeltjes met gekoppelde quantumeigenschappen (wat ik precies schrijf kan ik ook niet uitleggen) schijnen, als ze uit elkaar vliegen, deze te behouden. Als je de toestand van één deeltje meet dan bepaalt dat ogenblikkelijk ook de toestand van het andere deeltje ongeacht de afstand. De Chinezen hebben dit onlangs over een afstand van 100 km aangetoond, toevallig op de dag dat de as van James Doohan alias Scotty van 'beam me up Scotty'de ruimte in werd geschoten (Martijn Calmthout Volkskrant 26 mei). De lichtsnelheid als informatieoverdragende snelheid speelt hierin geen rol, men spreekt van 'spookachtige beïnvloeding op afstand'.
Merkwaardig en in strijd met de gangbare logica.
Als materialist moet je beseffen dat materie uiteindelijk hoogst merkwaardig spul is.
Persoonlijk geloof ik echter niet dat je aan de hand van verschijnselen die zich voor doen op dit supermicro niveau, zo maar zonder meer conclusies voor verschijnselen op onze schaal kunt trekken.


Superstrings

Overigens is de term deeltjes ook een beeld. Een soort werkhypothese, het denken in deeltjes werkt en daarom houdt men er zich aan vast.
Niemand heeft bijvoorbeeld ooit een foton (het massaloze lichtdeeltje) gezien, en dit kan ook niet want daar heb je weer fotonen voor nodig. Hetzelfde geldt voor berekeningen over meerdere dimensies of supersnaren.
Trillende snaren die die zo klein zijn dat als ze zo groot als een mens zouden zijn, het proton even groot als het melkwegstelsel zou zijn. (Planclengte). De trilling van deze snaren in meerder dimensies zou uiteindelijk de eigenschappen van materie bepalen. Supersnaren schijnen overigens nog niet helemaal te werken in de modellen.



Nog meer superstrings

In de fysica is de voornaamste vraag vaak niet of iets bestaat zoals wij het ons voorstellen, maar of iets werkt in berekeningen en metingen.
Met speculaties over de bron van de oerknal komt de fysica steeds meer op het gebied waarop de filosofie, al dan niet terecht, zichzelf het zwijgen heeft opgelegd.

Wordt vervolgd

vrijdag 18 mei 2012

OVER GROTTEKENINGEN EN MAGISCH DENKEN

Volgens de vorige blog kun je dus in grote lijnen twee stromingen in het denken onderscheiden.
-Het Platonisme en alles wat daar uit voorkomt, dat de wereld in ideeën en begrippen wil vangen enerzijds en
-het nihilisme en postmodernisme, verwant ook aan ideeën van Heraclitus en het Boeddhisme, die het relatieve van ideeën en begrippen en de essentieloosheid van de wereld benadrukken.


Zeehonden in de Cuevo de Nerja in Spanje

Gaan we 42.000 jaar terug, de eerste rotstekeningen ontstonden in de vorm van afbeeldingen van zeehonden zo blijkt uit recente dateringen in de Spaanse grot Cuevo de Nerja. Ze zijn waarschijnlijk gemaakt door Neanderthalers (hoewel er nog scepsis is over deze datering van februari dit jaar). Er zijn echter ook andere aanwijzingen dat Neanderthalers kunst hebben gekend. Waarschijnlijk dat er al veel oudere kunst was, in hout en andere vergankelijke materialen.
Het oudst bekende kunstvoorwerp is de Venus van Berhekat Ram, op de Golanhoogte gevonden. Dit beeldje is 230.000 jaar geleden door een homo-erectus, een voorloper van de moderne mens, gemaakt.



De venus van Behreket Ram

De grotschilderingen van Lascaux zijn tussen de 15.000 en 10.000 jaar geleden gemaakt.




Lascaux, de sixtijnse kapel van de prehistorie

Niemand weet waar deze schilderingen voor gediend hebben. Misschien dat ze een magische functie hadden. Als je een dier afbeeldt heb je er macht over. Je moet echter de eigenschappen van het dier kennen, dieren kunnen onderscheiden. Dieren kennen maakt jagen dan wel ontwijken makkelijker.


Mammoet

Volkeren die in het stenen tijdperk leven proberen door magisch denken hun omgeving te beheersen, het onderscheid tussen binnen en buitenwereld is bij hen minder "duidelijk"dan bij ons.

In feite zet dit magisch denken zich voort en leidt bij de Grieken tot toenemend rationeel denken.
Het onderscheid tussen magisch en rationeel denken is misschien wel minder dan men denkt. De ideeënwereld van Plato heeft magisch trekjes.
De Grieken hadden er behoefte aan de wereld in hokjes in te delen, te classificeren, ze gingen rationeel denken. Daartoe moet je de wereld stilzetten, een stevige basis geven. Iets dat voortdurend in beweging is, is minder makkelijk te bestuderen ergo te beheersen. Worden en beweging is moeilijk te bestuderen, je kunt er geen"vat"op krijgen.  Als je iets vat, dan wel (be)grijpt staat het stil.
Vandaar dat alles werd stilgezet in een statische ideeënwereld achter de voortdurend in beweging zijnde wereld die we waarnemen.
Dit heeft geholpen, door analyseren en classificeren nam de wetenschap een hoge vlucht. Met als resultaat echter dat er wel een duidelijke scheiding kwam tussen innerlijke wereld en buitenwereld kwam. Magisch denken werd wetenschappelijk denken met als doel "de buitenwereld"te beheersen.
Ook de menselijke psyche werd tot een te bestuderen "ding"in de buitenwereld. Makkelijk ook als je het kunt relateren aan een werkelijk tastbaar ding, de hersenen.



Vogels worden geclassificeerd


Met Nietsche, het nihilisme en postmodernisme wordt in feite het bestaan van een statische achterwereld onderuitgehaald.
Waarom is dat gebeurd zou je kunnen vragen?
Godsdienst maar ook wetenschap hadden (hebben) geleid tot een star, zelfingenomen "totaaldenken". Wetenschap en techniek leiden in dit denken tot onophoudelijke "objectieve"vooruitgang. De wereld, de mensheid, de geschiedenis zou een soort doel, een missie hebben, een denken dat leidde tot de nodige ongelukken, het doel, de missie, de vooruitgang zou alle middelen heiligen.
Door Nietzsche en het postmodernisme word het idee van gefundeerdheid van kennis en het idee dat taal een afspiegeling is van de buitenwereld verlaten.
Een in feite magisch beheersdenken wordt betrapt en waarschijnlijk niet voor de eerste keer, getuige het denken van Boeddisten en Heraclitus.
Misschien dat er zelfs altijd wel een onderstroom tegen het magisch denken heeft bestaan.
Magisch denken is echter profijtelijk en geruststellend. Jouw sjamanen en priesters beheersen de wereld via een magische achterwereld, onzichtbare opperwezens verlengen in feite je armen en staan borg voor een toekomst tot in de eeuwigheid.




Bijgelovige voetballer Christiano Ronaldo


Een positief aspect van het denken van Plato is echter dat het de mensheid uit een soort droomwereld heeft gehaald, een droomwereld als van de grotbewoners uit zijn beroemde allegorie van de grot. Zijn ideeën leidde tot analyses, en de mogelijkheid de natuur te beheersen. Men werd gestimuleerd om verder te kijken dan de toevallige verschijning van dingen, de natuur werd gevangen.

Als men afstand doet van magisch denken en gaat denken als Nietzsche en het postmodernisme moet men afstand doen van wensdenken, er bestaan geen zekerheden, en deze nieuwe "realiteit" onder ogen zien.
Maar ook die realiteit bestaat dus helemaal niet aldus hetzelfde nihilisme en postmodernisme.
Hierin wringt dus het nodige. Een werkelijk nihilisme heeft er echter geen moeite mee dat het zelf genihiliseerd wordt. Ook vormen van Boeddhisme en Taoisme kennen zelfspot en dubbelzinnigheid.
We zouden dus de realiteit van een niet bestaande realiteit onder ogen moeten zien, alweer een soort droste-effect.

Wordt vervolgd







dinsdag 8 mei 2012

HOKJESDENKEN EN DE KEERZIJDEN VAN ÉÉN MUNT



Taal en hokjesdenken

Begrijpen, het omvatten in begrippen is machtsuitoefening.
Taal is in feite machtsuitoefening.
Bij begrippen als boom, steen, bloem is dat wat minder duidelijk.
Bij de begrippen mens en dier wordt het al duidelijker, dankzij het begrip dier kunt je medeschepsels naar hartelust pijnigen.
Nog duidelijker zijn termen als neger, jood, homo, ADHD, introvert, autist, randgroepjongere, crimineel etc.
Door iemand allereerst taalkundig in een hokje te plaatsen kun je macht op hem uitoefenen.

In feite bestaan kwalificaties slechts in onze geest, alles is immers aan verandering onderhevig, niets ligt vast. Aldus ook het Boeddhisme. (De eerste stap naar de verlichting heeft de blog al gezet in die zin dat hij nu weet dat je Boeddhisme met twee D's schrijft).
Begrippen en taal, ontnemen ons, aldus dit denken, het uitzicht op de wereld zoals hij werkelijk is, de wereld is door ons gecreëerd omdat we in taal en in door taal opgelegde begrippen denken, aldus Nietsche.

Honderdtachtig graden tegengesteld hieraan was het denken van Plato.
De Grieken na Heraclitus hielden niet zo van eeuwige verandering. Als alles veranderd en stroomt dan kun je het niet bestuderen, kun je er geen grip op hebben, en dat is net wat de Grieken wilden.
Mensen die de zogenaamde ideeën niet kenden, waren de grotbewoners in de beroemde vergelijking, die alleen schaduwen zagen.
Ze zagen alleen de fenomenen, de afzonderlijke verschijnselen, de schaduwen, niet de superieure wereld van de ideeën.
De alleen met het verstand waarneembare vormen, begrippen, misleidend ideeën genoemd hadden een hoger existentieniveau als de verschijnselen aldus Plato. We bezitten de kennis van de ideeën in principe van nature, ze hoeven alleen nog maar "herinnerd" te worden.
De "paardheid" stond op een hoger niveau dan een paard. Binnen de ideeën kon je opstijgen naar het hoogste idee.



De grot van Plato

Het hoogste idee was het goede of het schone, dat als de zon alle lagere ideeën vorm geeft, maar degenen die ze het eerst aanschouwd ook verblind.
Bij het Neoplatonisme, een paar eeuwen later, wordt het hoogste idee het Ene genoemd. Hoe hoger het idee hoe minder deelbaar. Je hebt de wereldgeest, maar het intelect denkt zichzelf, er is dualisme tussen denker en gedachte. Bij het ene, het hoogste prinipe is geen dualiteit. Uit het ene voert de geest voort, uit de geest de wereldziel en daaruit de rest. Geest staat veel hoger dan materie in deze leer.
Het Ene kan niet beschreven worden, men kan slechts zeggen wat het niet is. Hieruit komt later de negatieve theologie voort, men kan slechts beschrijven wat god niet is.
Analoog beweerde de Chinese filosofie over het Tao, "De essentie van Tao is dat het niet uitgedrukt kan worden. Als men denkt het wel te kunnen uitdrukken, dan is het niet Tao." Tao is immers vormloos en niet gebonden aan een vorm (Wikipedia). Het Neoplatonisme is vermengd met oosterse mystiek, misschien vandaar de overeenkomst.

Taoisme

Het monotheisme van het christendom stamt, via Augustinus, uit het Neoplatonisme, de hoofdstroming in de filosofie van het laatromeinse rijk. Christendom is Neoplatonisme voor kinderen genoemd. (door wie zo genoemd weet ik niet meer, maar als je de ideeën van bijvoorbeeld de paus bekijkt).

Eigenlijk heb je in deze blog twee gedachtenstromingen te pakken:
-Één die taal en alle begrippen verwerpt en de essentieloosheid van de wereld benadrukt.
-Één die juist stelt dat begrippen, begrijpen, ideeën, essenties, juist van een hogere orde zijn, een hogere waarheid in zich bergen. Zo zelfs dat je vanuit deze begrippen een hoogste begrip kunt ontwaren, "het Ene, Tao, Brahman" of wat dan ook.

Één stroming stelt dat alles voortkomt uit het ondefinieerbare begrip "niets".
De ander dat alles voortkomt uit het alleen negatief te definiëren "Ene, Tao etc."
Dus als je alles zou definiëren, waarmee je tot in het oneindige door kunt gaan, dan is wat er overblijft etc. Je hebt hier als het ware met de keerzijden van dezelfde munt te maken.

Wordt vervolgd