Een
speculatieve blog deze keer.
Indirect over wat we nooit zullen kunnen zien.
Vlakland
Stel je hebt
een plastic bal met een doorsnee van ongeveer tien meter waarop vlaklanders,
wezens die maar 2 dimensies kennen leven.
Op een goede
dag vragen ze zich af of hun bal eindig is. Ze gaan over hun bal reizen maar komen uiteraard nooit bij het
einde, ze blijven als vlaklanders immers tot in het oneindige rondjes draaien
over het oppervlak.
Vlaklanders op een kerstbal
Op een dag
maken deze vlaklanders contact met ons.
Wat zou je
die vlaklanders vertellen als ze zouden vragen of hun bal eindig is en hoe ver
weg dat einde zich dan wel bevindt?
Je zou ze
vertellen dat dat ze maar op een heel klein balletje leven, vergeleken met de
rest van de wereld en dat het einde overal, beneden en boven het oppervlak van
de bal aanwezig is.
Daarvoor
moeten ze echter buiten het plastic treden waarover ze zich bewegen.
Daar snappen
ze echter niets van, ze zijn zelf van plastic en kunnen zich geen wereld buiten
hun plastic voorstellen.
Hetzelfde
hebben wij met ruimte.
Wij kunnen
ons geen wereld zonder ruimte indenken, wij maken er deel van uit. We vragen
ons af of ons heelal eindig is en kijken ver weg in de ruimte, je hebt een
zichtbaar heelal en voorbij de waarnemingshorizon is het heelal nog veel groter
misschien wel een factor honderd keer zo groot. Bovendien zien we het steeds
meer uitdijen.
Misschien
zouden we, net als de vlaklanders op de bol, ook wel rondgejaagd zouden worden, op een
nog onbekende manier als we voorbij de waarnemingshorizon konden kijken. De
vlaklanders zelf weten bovendien niet eens dat ze op een bol leven, het begrip bol is immers
driedimensionaal, het zegt ze niets. Misschien dat wij zelf ook deel uitmaken van een "vorm"die wij niet kunnen bevatten.
In het
heelal heerst de wiskunde en logica. De stelling van Pythagoras gaat altijd op
en iets kan maar op één plaats tegelijk zijn.
In de subatomaire
wereld, als we de Plancklengte bereiken, gaat de logica en de wiskunde echter
haperen. De chaos neemt toe.
Met
telescopen kijken we in de verte in de ruimte, alles blijft functioneren zoals
we gewend zijn.
Met deeltjesversnellers
kijken we naar het allerkleinste. Het zijn eigenlijk een soort super microscopen.
Al is kijken niet het goede woord.
We bestuderen
steeds kleinere eenheden, steeds kleinere ruimten. We schakelen het aspect
ruimte steeds meer uit.
Onderdeel van deeltjesversneller Cern
Is het
misschien zo dat het einde van het heelal niet in de ruimte ligt maar in het
extreem kleine waardoor je de ruimte als het ware uitschakelt, nihil maakt.
Hetzelfde
dus wat geldt voor die vlaklanders, het einde van hun bal bevindt zich overal,
geldt ook voor ons, het einde zie je als
je ruimte nihileert. Het einde is voorbij het allerkleinste en dat is overal. Misschien
dat daarom de wetten van de logica al vrij snel gaan haperen in de subatomaire wereld.
Als je even
ver naar het allerkleinste kijkt als je ver weg kijkt, bijvoorbeeld zover dat
een proton de afmeting heeft van een melkwegstelsel ten opzichte van het gebied
dat je bestudeert, misschien nog ver voorbij de Plancklengte (deeltjesversnellers
kunnen dat nog lang niet), dan kom je misschien wel aan het einde van ruimte.
Net als de
vlaklanders buiten hun plastic zouden treden, treed je dan buiten de ruimte.
Sub atomaire deeltjes
Misschien
dat dan blijkt dat de wereld, de kleinste manifestatie van materie, als het
ware in een soort ruimteloos, wiskundeloos en tijdloos en daarom voor ons
onvoorstelbaar en chaotisch geheel drijft. “Als het ware drijft”, want drijven
is hier niet het goede woord, een ruimteloos geheel dat overal is.
Onze
hersenen kunnen zich daar geen voorstelling van maken, ze kunnen niet buiten
tijd, ruimte en wiskunde denken, net als de genoemde vlaklanders niet buiten
plastic, omdat ze tot dezelfde substantie behoren.
Dali
Misschien
dat bij een zwart gat materie buiten de ruimte treedt, het heelal is als
singulariteit begonnen, dus buiten de ruimte. Als er maar
één ding in de wereld zou zijn, zou er ook geen ruimte zijn. Bijvoorbeeld
afstand zou een zinloos begrip zijn. Pas bij twee heb je ruimte, bijvoorbeeld
afstand en beweging.
Bij het méér
worden van de dingen is het heelal, de wiskunde en de fysica begonnen.
Tijd dijt
steeds verder uit, er komt elke dag verleden bij, de tijd zal nooit inkrimpen.
Misschien
dat iets soortgelijks voor ruimte geldt.
Een
inherente eigenschap van ruimte is dan versneld uitdijen, iets dat je alleen kunt waarnemen als je ver genoeg weg kijkt, dus als je er veel van waarneemt. Zwaartekracht is misschien wel een soort anti-ruimte.
Als het
heelal steeds verder uitdijt zal uiteindelijk materie tot in zijn kleinste
manifestatie door ruimte zelf verscheurd worden.
Uitdijende ruimte
Deze “drijven”
echter in de bovengenoemde ruimteloze massa, ruimte verdampt dan als het ware, verliest zijn functie.
In deze
gedachtegang moet je wel even buiten afstand etc. kunnen denken en ruimte als
een abstracte grootheid zien, die kan ophouden te
bestaan. Dit lijkt een langdurig proces, maar vergeet niet dat we met de
toenemende uitdijing met een soort multipliër effect te maken hebben.
Of ik er
zelf in geloof, welnee!
Speculeren
is wel leuk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten