Translate

maandag 6 oktober 2025

 

                                                            Rousseau (wikipedia)

DE SAVOYARDSE PRIESTER

Hoe kunnen we wat overzicht aanbrengen in de ideeën brei van de vorige post?

Allereerst bewustzijn, wat is bewustzijn?

 Het vreemde met het begrip bewustzijn is dat we het allemaal hebben maar niet kunnen definiëren.In de tijd van Descartes was denken datgene dat de mens onderscheidde. Dieren dachten niet, denken was aan de mens en God voorbehouden. Vooral ook de Turingtest in 1950, een test om te bepalen of een machine in staat is om menselijk gedrag te vertonen dat niet te onderscheiden is van dat van de mens, heeft dit idee verder ondermijnd.

Wat mens en dier in ieder geval wél onderscheidt van een machine is het hebben van bewustzijn. Nu is bewustzijn een niet te bewijzen eigenschap dus in feite is dit een aanname. Niemand weet in hoeverre er bij een organisme sprake is van bewustzijn. Heeft een insect of bacterie bewustzijn? Vaak is gebleken dat mensen waarvan foutief gedacht werd dat ze in diepe coma of anesthesie  waren achteraf toch over bewustzijn bleken te beschikten. Zeker sinds machines makkelijk slagen voor de “Turingtest” is het moeilijker om te bewijzen dat ik bewustzijn heb, het is uitermate onwaarschijnlijk maar als je mij tegenkomt kan het zijn dat je met een zombie te doen hebt die als machine volmaakt functioneert. De enige die zeker weet dat ik bewustzijn heb ben ikzelf.

 Misschien is er toch een uitweg uit dit probleem met betrekking tot bewustzijn.Onze taal kan ons wellicht de weg wijzen. Denken is een werkwoord. Bij een werkwoord is er altijd een subject van de werkzaamheid. De computer denkt, Piet denkt etc..In de tijd van Descartes was dat verder niet zo’n probleem, denken was voldoende om mens (of God) te zijn, ik denk dus ik besta. Het denken zelf was autonoom.

Descarte’s uitgangspunt is: “Denken? Hier vind ik het: het denken bestaat; dit is het enige dat niet van mij kan worden afgenomen. Ik ben, ik besta dat is zeker. Maar hoelang? Natuurlijk zolang ik denk; want het zou wel eens kunnen dat ik plotseling helemaal ophoud te bestaan, als ik ermee ophoud enige gedachte te hebben“. Hij stelt “…ik ben dus in stricte zin alleen maar een denkend ding .. .”[1]. Ik besta dus inzoverre ik denk. Denken is hier substantieel, ik ben een denkende substantie, een res cogitans[2].

 Descarte’s visie is het startpunt voor Rousseau.

In zijn roman Emile voert Rousseau een Savoyardse priester op die in een staat van onzekerheid en twijfel belandt, “door Descartes als essentieel beschouwd in de zoektocht naar de waarheid”[3].

De priester vraagt zich af wie hij is en waarop zijn oordelen gebaseerd zijn.“Ik besta en heb zintuigen waarmee ik indrukken ontvang. Dit is de eerste waarheid die mij treft en ik ben gedwongen hem te accepteren[4]. (…) Ik neem duidelijk waar dat de indruk, die in mij is, en de oorzaak of het object daarvan dat buiten mij is, verschillende dingen zijn. Dus niet alleen ik besta, maar andere entiteiten bestaan ook, althans, de objecten van mijn zintuigen; en zelfs als deze objecten alleen maar ideeën zijn, dan zijn die ideeën niet ik[5]. (…) Ik ben nu even overtuigd van het bestaan van het universum als van mijzelf. Vervolgens neem ik de objecten van mijn ervaringen in ogenschouw en constateer dat ik het vermogen heb ze met elkaar te vergelijken, zo neem ik waar dat ik begiftigd ben met een actieve kracht waarvan ik me voorheen niet gewaar was”[6].

 Let op de terloopse, maar voor het begrip van Rousseau’s gedachtengang cruciale opmerking aan het einde van dit citaat, “waarvan ik me voorheen niet gewaar was”. De Savoyardse priester heeft zichzelf onderscheiden van het universum waarna hij pas ontdekt dat hij een onderscheidend vermogen heeft als actieve kracht.

 Met betrekking tot deze kracht was er een “voorheen”, deze bestond dus al vóórdat hij zich hiervan gewaar werd en wel bij het onderscheiden van “ik en niet ik”. Het gewaarworden kwam daarna, er moet immers eerst een “zich” zijn alvorens “zich gewaarworden” mogelijk is. De onderscheidende activiteit van het prebewust stellen van zichzelf door het onderscheiden tussen “ik” en “niet ik” ligt ten grondslag aan de eveneens onderscheidende activiteit van het bewust onderling kunnen vergelijken van de objecten in de wereld. Na de ervaring van zichzelf en de wereld blijkt het bovendien een vrij aanwendbaar vermogen. Hij schrijft “Hoewel ik gedwongen ben om al dan niet te ervaren, ben ik vrij om datgene dat ik ervaar meer of minder te onderzoeken”[7].

Rousseau ziet het onderscheidend vermogen als de kracht om het zijn te verstaan “Ik zie het zo, het onderscheidend vermogen van een actief of intelligent wezen is de kracht om het volgende woord te begijpen “is”[8].

Volgens Safranski draait Rousseau Descarte’s cogito ergo sum om tot “ik ben dus ik denk”. Rousseau ontdekte volgens hem een “fundamenteel activisme dat de waarneming en het kennen pas op gang brengt”. Safranski vervolgt: “Ook al vereist de logica tussen twee voorstellingen een nog zo dwingend verband, ik moet het tot stand willen brengen[9]. Er is tussen twee punten geen rechte lijn, tenzij ik haar trek”[10].

Muziek bestaat pas als ik ze speel, het in silicium metaal en plastic uitgedrukte algoritme van de computer bestaat niet tenzij ik haar schrijf. Hoe ingewikkeld het algoritme ook is dat ik schrijf de “wil” ligt bij mij.

Ligt hier de sleutel tot wat bewustzijn is?


De wil onderscheidt de willende van de rest van de wereld, willen is een dualisme. Hetzelfde geldt voor bewustzijn, bewustzijn is dat ik me van de rest van de wereld onderscheiden ervaar. Daar hoeft geen gedachte aan te pas te komen. IS dualiteit wil, kun je in dualiteit met de wereld leven zonder te willen, IS bewustzijn dualiteit, ben je al niet bewust als je de wereld gescheiden van jezelf ervaart? Is bewustzijn de onderscheidende activiteit van het prebewust stellen van zichzelf?

Hoe zit het dan met “het grote denken” van lichaam en natuur dat Nietzsche noemt?

Waar komt deze prebewuste activiteit, deze actieve kracht vandaan? De hersenen? Zijn er connecties met panpsychistische theorieën van de Philosophy of mind?

 

Wordt vervolgt.

 

 



[2] Ibid AT78.

[3] Jean Jacques Rousseau, Emile, Dover Publications, inc Mineola, New York 2013. p. 275.

[5] Ibid. p. 278.

[6] Ibid. p. 279.

[7] Ibid. p. 280.

[8] Ibid. p. 279.

[9] De wil speelt bij Rousseau een heel andere rol dan bij Descartes. Dit thema zou een aparte paper rechtvaardigen.

[10] Rüdiger Safranski, Arthur Schopenhauer, de woelige jaren van de filosofie, 4e druk Atlas/Vertaalgroep Bergeyk 2010. 160.

maandag 15 september 2025

 


CONATUS

 De tijden zijn duister, dictators zijn oppermachtig, er woeden wrede oorlogen. De Verenigde Staten vervallen onder Donald Trump tot een grove dictatuur. Haat en ontkenning van wetenschap, vooral klimaatontkenning, bedreigen het leven in al zijn vormen. Welke filosofie kan hieraan voorbijgaan? In Europa gaan de lichten wederom uit. Waar is nog licht?

 Wij denken, dieren denken, maar ook de natuur als geheel denkt.Denken is combineren en kiezen. Bij schaken bijvoorbeeld berust denken op het kiezen van de beste zet met het oog op het einddoel van het spel de schaakmat van de tegenstander. Mogelijkheden worden gecombineerd, scenario’s worden afgewogen om tot deze keuze te komen. Ook natuurlijke selectie is uiteindelijk een keuzeproces van de wereld/natuur als zodanig. De “omstandigheden” en als resultaat  daarvan uiteenvallen of bestendiging en voortplanting van constellaties, bepalen welke eigenschappen zullen ontstaan. Uitgesmeerd gedurende miljarden jaren, resulteert dit in sterren, planeten, cellen, oren, ogen vleugels etc.. De natuur ontwerpt en knutselt (to tinker). Steeds ontstaan er nieuwe concepten, worden oude verworpen, heruitgevonden, verfijnd etc.

Ogen, oren, dinosaurussen, tentakels, hersenen, geweien etc.
In sterren en door supernova's vinden processen plaats waardoor ingewikkelde chemische verbindingen ontstaan. Kristallen, koolstof, aminozuren etc. worden in de natuur gevormd, je hebt sterren in allerlei categorieën. De natuur is aan het schaken, “ontwerpen”, aan het denken dus en is wat wij zouden noemen creatief bezig.
Als wij dus datgene dat in ons hoofd plaatsvindt denken noemen, dan vindt dat in de natuur als geheel ook plaats. Denken is niet beperkt tot de elektronische infrastructuur die wij onze hersenen noemen maar vindt ook daar buiten plaats en gaat daar aan vooraf. Door dat proces van selectie, keuze, verwerping en opnieuw selectie is onze elektronische infrastructuur, ons brein, ontstaan. Door een niet menselijk onbewust denkproces, een serie natuurverschijnselen. De Stoicijnen legden al een verbinding tussen de logos in de mens en in de natuur. De natuur heeft een "ingebouwde" logica waaruit het menselijk denken voortvloeit.
In Also Sprach Zarathoestra schrijft Nietzsche: “Het lichaam is een groot verstand. (…) Er zit meer verstand in uw lichaam dan in uw grootste wijsheid”. Hij onderscheidt het grote denken van de natuur en het kleine denken van de bewuste geest. Waar loopt echter de grens tussen het menselijk denkproces in hersenen en het denkproces in de natuur. Is er dat wel? Uiteindelijk krijgen wij ideeën, ingevingen en schiet het ons te binnen. Uiteindelijk wortelen onze ingevingen in de natuur.
Diep van binnen weten we dus dat dit met een "vrije wil"niets te maken heeft. Wij denken niet, het denkt in ons. Het denken is niet het resultaat van een omgrensd ik.

Spinoza zag een principe in de natuur, de Conatus, een Latijnse term die "inspanning", "drang" of "streven" betekent en een centraal concept in zijn filosofie. Conatus heeft betrekking op de inherente neiging van elk ding om in zijn bestaan te volharden en zichzelf te handhaven. Geen enkel ding kan vernietigd worden dan door een externe oorzaak, het stellen van een ‘ding’ houdt dat in feite reeds in. Hierover later meer. In tegenstelling tot Descartes zag Spinoza hiermee wel een doel in de natuur, het zich handhaven. Descartes zag alleen indolente uitgebreide substantie naast geestelijke substantie.

Zowel op superkleine zowel als op supergrote schaal vertoont materie gedrag, is materie méér als de uitgebreidheid van Descartes? Materie is onderhevig aan de wetten van de logica en de natuur. Als we spreken over materie wil dat zeggen dat er ook niet-materie bestaat. Maar waar eindigt de ruimtetijd waarbinnen alleen relaties bestaan, moleculen, atomen, elementaire deeltjes etc.. en waar begint materie als stof als zodanig. Wat is materie intrinsiek, de quidditeit, de “datheid” ervan, dat wat het is buiten alle relaties?

Waar eindigt het spel dat de stukken doet bewegen en begint het indolente hout van de stukken? Bestaat er uiteindelijke materie met intrinsieke eigenschappen los van relaties? Bestaat massa bijvoorbeeld als intrinsieke eigenschap? Wat is de essentie van materie, heeft materie intrinsieke eigenschappen of worden de eigenschappen van materie bepaald door onderlinge verhoudingen zowel naar het allergrootste als allerkleinste geredeneerd tot in het oneindige? Wat is de betekenis van groot en klein?

Denken, geheugen en bewustzijn zijn nauw met elkaar verweven. Bewustzijn en denken zijn verschillende dingen. Het grote denken van de natuur gaat niet aanwijsbaar gepaard met bewustzijn. De combinatie tussen denken en bewustzijn begint volgens het geldende paradigma bij het denken door middel van neuronen in onze hersenen.

Bewustzijn is echter, in tegenstelling tot denken, een moeilijk te definiëren en te bewijzen eigenschap. Bewustzijn is het vermogen tot lijden, tot vreugde, tot het 1e persoonsperspectief. Hoe is het om…… aldus David Chalmers[1].

Kwaliteit van denken heeft in principe weinig te maken met bewustzijn. Hoogkwalitatieve denkprocessen in AI zijn niet bewust.

De natuur heeft neuzen, oren, ogen en uiteindelijk onze hersenen geknutseld (tinkered) als aanpassingen van aan omstandigheden. Heeft de natuur ook ons bewustzijn geknutseld?Volgens het emergentisme kan bewustzijn vanzelf verschijnen bij het op een bepaalde manier gecompliceerder worden van hersenprocessen. Volgens vormen van panpsychisme of Russelliaans Monisme is bewustzijn geworteld op een meer elementair niveau in materie.

De natuur heeft dus neuzen, oren, ogen, geweien, frontaalkwabben etc.. laten verschijnen als middelen tot survival van de soort, is de verschijning van bewustzijn van dezelfde categorie, een middel tot survival? Of zou het kunnen dat (een vorm van) bewustzijn hoort bij de beginsituatie, bij de “omstandigheden” waarop natuurlijke selectie een antwoord is? Wat is het verband tussen de conatus en bewustzijn?

Is bewustzijn een resultaat van de conatus of is er een dieper verband? De eerste mogelijkheid heeft wellicht interessante repercussies voor zelflerend AI.

Volgens Kant is het niet de wereld die ons bewustzijn vorm geeft maar ons bewustzijn (vormen van de zintuigen en de categorieën van het verstand) vormt de wereld. Waarnemen buiten ons bewustzijnsperspectief is niet mogelijk. De onderschatte Friedrich von Schelling draait dit in feite om door het begrip bewustzijn te verbreden en te verdiepen tot de natuur als geheel. Freud en vooral ook Jung verbreden evenals Schelling het begrip bewustzijn. De argumenten van Kant zijn echter zeer sterk. Ook het moderne Russelliaans Monisme en panpsychisme doen in feite een nieuwe poging om het bewustzijn uit de individuele mens te halen en te verbreden tot een in de natuur aanwezige fundamentele gegevenheid.

 

Wordt vervolgd.

 

 



[1] Chalmers, David, Consciousness and its place in nature, in: Blackwell guide to the philosophy of mind (Blackwell, 2003).