Translate

zaterdag 8 juni 2013

UITZOOMEN DOOR KUNST




Een John
 

Stel we bevinden ons in de microkosmos ergens in de hersenen van laten we zeggen “John”.
Aanvankelijk nemen we geen John waar, wel deeltjes, krachten etc..
Ook het verschil tussen John en niet John is binnen deze microkosmos niet echt waar te nemen.
Zoomen we uit dan nemen we samenwerkende cellen waar, we nemen een organisme waar, maar nog geen John.
Bij verder uitzoomen wordt John relevant, we nemen een persoon waar die beweegt, praat etc.
Als we nog verder uitzoomen nemen we waar wat wij ook zien, hemellichamen, sterrenstelsels etc.  
 
 
 
 
 

 

In de microkosmos, actieve hersencellen
 
Zouden we nog verder uit kunnen zoomen en wel zodanig dat we het geheel kunnen overzien, dat we van buiten tegen het heelal aan zouden kunnen kijken (wat dan misschien weer hetzelfde is als extreem inzoomen), dan nemen we misschien wel structuren waar we geen idee van hebben. 
 
Sommigen menen dat we een mega John waar zouden kunnen nemen, die zoveel mogelijk geprezen moet worden omdat hij je dan na je dood zou kunnen matsen met hemelse genoegens. Anderen houden het op een mega John die zich in John of één bepaalde John openbaart. Weer anderen houden het op Iets, de Ietsjisten. Weer anderen denken dat we het met John wel gehad hebben, daarna heerst contingentie, een standpunt dat meestal met een zekere stoerheid wordt verkondigt.

Hegel hield het op een Weltgeist, een mega John dus die zich openbaarde in de mens en geschiedenis. De Neoplatonici geloofden ook in een wereldgeest, maar alleen als uitstroming van het nog hoger ondeelbare, het onnoemelijke, omdat bij noemen naam en wezen al twee is. Een buiten het universum en in feite buiten het zijn geslotene. Omdat zijn al een tweeheid in zich bergt, iets, 1 is, 2.
De Neoplatonici geloofden dus in een soort Hegeliaanse wereldgeest als emanatie van het onnmoembare.



Leuke woordspelingen en principes, maar niet bewijsbaar, niet aantoonbaar, waarover men niet kan spreken moet men zwijgen. Maar het probleem is dan dat je door te zwijgen juist wel iets benoemd wat dan mislukt omdat het niet te benoemen zou zijn.
Je zwijgt immers en ook zwijgen is een taaldaad, dus dat helpt helemaal niet. Zo heb je immers de uitdrukking “wie zwijgt stemt toe” en hebben we Willem de Zwijger. 



Stel je een microkosmoswezen in Johns hersenen voor, hoe zou zo’n wezen John dan kunnen ontdekken? Stel John denkt na over een ijsje. In de microkosmos zou je dan een reeks ontladingen waarnemen. Om in deze ontladingen de gedachte aan een ijsje te zien, verlangen naar een ijsje, de kleuren van een ijsje etc, zaken die op dat moment voor John spelen, zou je als microkosmos wezen over een enorme hoeveelheid kennis moeten beschikken. Stel je voor John heeft ruzie, John is blij. Om dat waar te nemen en om John zelf überhaupt waar te nemen zou het microkosmoswezen over kennis moeten beschikken die de beperkingen van zijn gezichtspunt ver te boven zouden gaan.Hij zou anders moeten kunnen denken, een compleet andere taal moeten denken als het ware om de ontladingen die hij ziet, in John en het bijbehorende verlangen naar een ijsje te vertalen.
 
 
Geen Corpus dan wel ijsje te bekennen 
In hoeverre bevinden wij ons in een soortgelijke positie? Misschien zijn wij ook een soort microkosmos wezens met een beperkt denkraam en kijken tegen iets aan waar we geen flauw benul van hebben? Hoe kunnen we dat bestrijden dan wel aantonen?
Door logisch redeneren?
Als het microkosmos wezen alleen logisch redeneert, dan redeneert hij dwars door John heen. Hij beschrijft, kan in theorie alles beschrijven, maar zal vanuit zijn positie overal doorheen redeneren, de begrippen John, ijsje, verlangen kan hij niet vatten. Ze hebben op zijn niveau een zodanige verschijningsvorm, alleen elektronische ontladingen, dat hij er niets van zal begrijpen. Hij ziet alleen contingentie in de verschijnselen die hij waarneemt.
Hij kan ook gaan fantaseren, John wordt een soort vader waarmee hij een speciale band heeft die hij voor zijn karretje kan spannen.
Dat eerste doet in feite de wetenschap en dat is ook haar taak. Er valt nog genoeg te beschrijven. Het tweede doen godsdiensten. Godsdienst berust op fantasie, althans de moderne godsdiensten.Wat zou dan een manier zijn om onze kijk te verbreden, om wat voor ons het niveau van John en het ijsje is te ontdekken.


Franz Marc
 
Volgens mij inderdaad door fantasie, maar dan door fantasie waarvan men zich bewust is dat het fantasie is. Door kunst. Net als dat John meer is dan een serie ontladingen waarvan het microkosmoswezen zich alleen bewust kan worden als hij anders denkt, kan kunst ons leren de werkelijkheid op een andere manier waar te nemen. Een kunstenaar weet dat zijn beeld op de wereld uit zijn fantasie ontspruit, maar probeert er toch een kern van vermoedelijke waarheid in te leggen, zoals hij die ziet en tot op zekere hoogte deelt met zijn beschouwers. Bewuste fantasie, maar daardoor met een diepe kern van waarheid.
Hoe dan?

 

 

2 opmerkingen:

Fred zei

Ja Paul, in het najaar zullen wij wederom proberen om kernen van vermoedelijke waarheid op het witte doek te brengen. Een schone en (toe)gewijde bezigheid ook al kunnen we, met Karel Appel, bescheiden en relativerend beweren dat we 'maar wat aan' rotzooien. Maar was het Willem Kloos niet die zei: "Ik ben een God tot in het diepst van mijne gedachten?" Daarop voortbordurend, kan elke levensvorm dit zo ervaren. Sterker nog: elke levensvorm ervaart dit zo. Het merkwaardige feit al dat je, als één van de ontelbare levensvormen die nu leven en ooit geleefd hebben en één van de honderden miljarden exemplaren van de Homo Sapiens die nu de aarde bevolken zo ongeloofelijk zelf-bewust bent en zich als het centrum van de kosmos ervaart. En dat dit bewustzijn in ieder van ons zit...

archiefpaul zei

Dank voor je reactie. Ja, in het najaar zullen we weer inspiratie moeten hebben.