Translate

vrijdag 31 januari 2014

WE DROMEN ONS


We nemen dus tijdbeleving als basis.
Voor tijdbeleving bestaat geen zintuig, het is er altijd, ongeacht gebeurtenissen of gedachten.
De computer kan steeds beter denken, maar beleeft geen tijd, hij is aan aan of uit, hij denkt niet in een eigen tijdruimte, wel denkt hij in onze tijdruimte.
In ieder geval hogere levende wezens nemen waar in een tijdruimte. Wij zijn als het ware eilandjes van tijdruimte die elkaar niet kunnen “beleven” maar die elkaar wel kunnen beïnvloeden en kunnen communiceren door taal. Ik kan niemand beleven, alleen mezelf, ik kan hoogstens “meeleven”. 
In deze tijdruimte nemen we waar. We nemen gebeurtenissen waar. Gebeurtenissen zijn veranderingen in objecten die we waarnemen.

Ook gedachten zijn gebeurtenissen maar ook objecten. Gedachten als object zijn elektronen. Als gebeurtenis zijn het stromende elektronen in onze hersenen.


 
Een waarneming op zelf is ook een gebeurtenis. Een object ontvouwd zich als het ware aan ons waarnemingsvermogen.

Picasso, huilende vrouw


De kubisten hebben dat zo ongeveer begrepen. Zij beseften dat een waarneming een proces in de tijd is. Door meerdere kanten van een object te schilderen, schilderden ze als het ware de waarneming.
Je hebt het absolute heden, waarin een object zich bevindt, een object kent geen tijd, het is (op zich). Dat kunnen we niet waarnemen omdat we dan ineens alle kanten en
eigenschappen van een object tegelijk zouden moeten kunnen waarnemen.
kubisten beelden, omdat ze meerdere kanten/aspecten van een object tegelijk afbeelden, een meer “heden” af dan wij met onze zintuigen kunnen waarnemen.
Een object krijgt door waarneming “vorm”. Het wordt een driehoek, vierkant, bol etc.. Door het waarnemen

van een combinatie van vormen in verleden en heden krijgt het structuur,  het wordt een auto, fiets, huis etc.. Het wordt in de taalstructuur opgenomen.

 
Het waarnemen van een structuur is een gebeurtenis, er gaat een geschiedenis aan vooraf. Als we een auto waarnemen draagt die waarneming een hele geschiedenis, alle auto’s die wij hebben waargenomen draagt deze waarneming als het ware in zich mee. Een mercedes met voetje in plaats van wielen wordt vanwege onze waarnemingsgeschiedenis onmiddellijk herkend als niet zijnde een auto.


Fiets?

Toch is die waarnemingsgeschiedenis voor geen enkel tijd eiland hetzelfde.
Het verhaal van al die waarnemingen, van die waarnemingsgeschiedenis, het individuele karakter daarvan binnen een tijdsbelevingseiland, verbonden door een meer of minder functionerend geheugen, noemen we de geest of persoonlijkheid. 

Waarnemingsgeschiedenis bepaalt wat je ziet

Een beeld is een object. Een beeldend kunstenaar/vormgever tracht vormen daarvan zo te combineren dat ze “iets” met het waarnemen van structuren en de waarnemingsgeschiedenis “doen”. We worden geroerd of ontroerd, het roert ons. Expressionisten bijvoorbeeld drukken als het ware hun eigen waarnemingsgeschiedenis uit, hun gevoelens.



Kandinsky Moskou I
 
Al die tijdsbelevingseilandjes worden verbonden door taal. Zo bezien zou je kunnen zeggen dat wij tijdsbelevingseilandjes zijn die drijven in een zee van taal, ik zou eerder zeggen die hangen in een web van taal. Zo bezien zijn wij dus tijdsbelevingseenheden in een taalweb.


Taal en denken zijn nauw met elkaar verweven. Nog beter zou het dus zijn om van een taal/denkweb te spreken. Dieren hebben een taal/denkweb, ons taal/denkweb is echter (schijnbaar) een eigen leven gaan leiden. Zodanig dat ook dieren in ons taal/denkweb zijn opgenomen, dat echter niet helemaal van dat van dieren onderscheiden kan worden. Een hond leeft gedeeltelijk ook in ons taal/denkweb, naast het hondse taal/denkweb waarin hondse zintuigen, bijvoorbeeld reuk, een veel belangrijkere rol spelen dan in het mens taal/denkweb. Iets dat wij ons niet voor kunnen stellen en waarover wij ons volkomen ten onrechte laatdunkend uitlaten. Een wereld zou voor ons opengaan als wij even als een hond, dan wel paard, vleermuis, walvis zouden kunnen waarnemen en, daaraan verbonden, denken. 


Donar (thor) met bokkenkar

Het (schijnbaar) eigen leven van ons taal/denkweb noemen we cultuur. Godsdienst, taal en denken zijn nauw aan elkaar verbonden, mythen zijn taalgebonden, godsdienst is een groepsgebeuren.
Het “samenvattend verhaal” van de gebeurtenissen binnen een tijdsbelevingseiland noemen we persoonlijkheid/geest.
Het samenvattend verhaal van het taal/denkweb noemen we God, goden of cultuur.
Eerst werden natuurverschijnselen vergoddelijkt, in feite werden de natuurverschijnselen niet vergoddelijkt, maar aan de waarneming daarvan werd goddelijke betekenis gehecht.
Bijvoorbeeld dieren, de zon, de maan, de sterren, moeder aarde. Ieder met een eigen verhaal/verpersoonlijking. Via de vergoddelijkte waarneming probeerde men invloed op de natuurverschijnselen te krijgen, magisch denken.


Later toen het taal/denkweb steeds wereld-omvattender werd, 5e eeuw voor christus werd het in grotere verhalen samengevat.
De afzonderlijke natuurverschijnselen werden causaal verklaard, de vergoddelijking van de waarneming van de afzonderlijke natuurverschijnselen werd toen verschoven naar de vergoddelijking van de ultieme eerste oorzaak, de bron, het Tao, het onnoembare.
Het monotheïsme was geboren. De vergoddelijking van afzonderlijke natuurverschijnselen werd aan heiligen/lagere goden verbonden. Ze werden aangeroepen voor steun bij onweer, hagel etc. Vooral het volk, dat minder kosmopolitisch leeft en denkt is hieraan gehecht. 


De heilige Donatus tegen onweer

Toch is de “beleving” van het taal/denkweb ook een gebeurtenis binnen het tijdsbelevingseiland dat we zijn, een belangrijke belevenis, naast en verbonden met bijvoorbeeld onze lichaamsbelevenis. Het verhaal van het taal/denkweb, God, goden, cultuur, is een onderdeel van het verhaal dat onze persoonlijkheid is.  Aldus is het verhaal dat onze persoonlijkheid is innig verbonden met het verhaal van het taal/denkweb, god of cultuur. De menselijke geest en God/cultuur maken als het ware deel uit van dezelfde “droom”. Als er iets mis is met die droom, dan is er iets mis met ons, ongeacht of we atheïst of religieus zijn. In een film heb ik ooit de uitspraak gehoord, “God droomt ons en wij dromen God”.

zondag 19 januari 2014

VERHALEN EN VORMEN


We zijn dus uiteindelijk tijdbelevers.
Tijdsbesef zonder gedachten en gebeurtenissen is de basis.
Niemand weet nog wat tijd is.
Een dimensie, maar je kunt net zo goed een krop sla zeggen, je hebt het probleem dan alleen maar verschoven.
Er is wel iets dat je over tijd kunt zeggen. Tijd is het medium van gebeurtenissen. Ruimte is het medium voor vormen.

Vader tijd, belichaming van de tijd

Gebeurtenissen verschijnen in tijd.
In de tijd die die wij beleven verschijnen gebeurtenissen in de vorm van waarnemingen, gedachten en handelingen. Vormen in de ruimte bewerken we, we proberen ze een doel te geven, we zijn “handig”.
We maken vuistbijlen, auto’s, gebouwen, stoelen, muziekinstrumenten etc. 

 

Zelfs heggen
 

Net als vormen proberen we ook gebeurtenissen vorm en samenhang te geven, dat doen we door verhalen. We streven ernaar aan gebeurtenissen net als aan objecten zin te geven.
We gieten gebeurtenissen in de “vorm” van een verhaal. Verhalen zijn vormen in de tijd.
Een muziekstuk is bijvoorbeeld ook een verhaal in de vorm van klanken.
De klanken zijn de gebeurtenissen, het muziekstuk het verhaal met de klanken. 

We streven naar samenhang

Alle gebeurtenissen binnen een bepaalde tijdsbelevingsbesef, waar dus niemand anders rechtstreeks bij kan (alleen indirect via taal), proberen we ook samen te vatten, ook een verhaal, een samenhang te geven, aldus ontstaat de persoonlijkheid het ik, de geest.
De gebeurtenissen van het lichaam dat wij waarnemen, we eten, drinken, zijn misselijk, hebben hoofdpijn, zijn verslaafd, hebben seks, voelen ons goed etc. etc. horen daarbij, evenals onze gedachten, waarnemingen van de buitenwereld, herinneringen en onze handelingen. Dit geheel wordt door de tijd heen bijeengehouden door het geheugen. Het (soms falende) geheugen bindt een serie gebeurtenissen die verspreid in de tijd plaatsvinden aaneen.


We beleven ons lichaam
 
Aldus is de “ik persoonlijkheid”, de menselijke geest, in essentie een gebeuren in de tijd, een verhaal en geen vorm of object. De mens/dier is een gebeuren.
De vorm van die ik persoonlijkheid in de ruimte is het lichaam, wij belichamen onszelf in de ruimte.
In onze maatschappij lijden we aan “gebeurenblindheid”, we zien alleen nog maar objecten.
We zoeken het “onze geest” op plaatsen waar we het nooit zullen vinden, in de ruimte als vorm, als object.
 
 
Een spook
 
De marketing leert ons product-denken, we gaan onszelf als een te poneren object, product zien. We zoeken de “ik” persoonlijkheid als een soort spook tussen de hersencellen en als we het spook niet vinden zeggen we (in de zienswijze van de mens als vorm) dat het niet bestaat.
De menselijke geest is echter geen bovennatuurlijk spook maar bestaat als gebeuren, als verhaal van het gebeuren binnen een omsloten tijdsbesef.


Hetzelfde geldt voor godsdienst. De god/de goden bestaat niet als rondwarend spook.
We willen bepaalde dingen belichaamd zien, gebeurens een tastbare en ruimtelijke dimensie geven. Leiders belichamen bepaalde gebeurens, bepaalde denkbeelden. Een koning belichaamd de staat, vandaar dat hij over zichzelf als wij spreekt.
Op dezelfde tijd ontstaan ook de goden. De belichaming van de liefde is bijvoorbeeld Venus, van wijsheid Athene, en van ongebreidelde natuurkrachten (zee en aardbevingen) Poseidon.
 
Athene
 
De Egyptenaren en Chinezen zagen hun farao/keizer niet toevallig als goddelijk. De farao was de zoon van Horus, later Ra de Chinese keizer had een goddelijke status als zoon des hemels, de koningen in Europa bezaten het goddelijk recht der koningen. De staat, een gebeuren in de geschiedenis werd belichaamd en vergoddelijkt. 



Alles wat als gebeuren de individuele mens overstijgt en wat ons overkomt, waar we geen macht over hebben wordt dus in verhalen/belichamingen gegoten, de god/goden/heiligen, aldus wordt er samenhang en zin aan gegeven.
Als object bestaan ze niet, als gebeuren weldegelijk, de meeste erediensten symboliseren ook een gebeuren.
De Goden worden door middel van een bepaald gebeuren, door riten, eerder nog dan door beelden opgeroepen/gerepresenteerd, bijvoorbeeld doop, dansen, communie, inwijding etc. gebeurens waarvan wij de symboliek meestal al lang vergeten zijn, althans niet meer aan kunnen voelen.


Tempel van Ramses II bij Abu Simbel
 
Als gebeuren bestaat God dus weldegelijk als je wilt, net als de menselijke geest, als je wilt. Je “geest” als belichaming van alle gebeurtenissen in je eigen, voor anderen ontoegankelijk, tijdsbesef, God als belichaming van de onbekende zin en samenhang van de wereld. Maar Geest en God zijn bedachte begrippen, ze bestaan niet buiten de menselijke “geest”. Je kunt er ook voor kiezen jezelf en de wereld als een onsamenhangende serie gebeurtenissen te zien.  Als je jezelf niet ziet als een zinvol samenhangend geheel van gebeurtenissen zul je de wereld ook als absurd beschouwen en andersom, in een wereld vol zinloze onsamenhangende gebeurtenissen kan ook geen samenhangend “ik” zijn omdat het deel van die wereld uitmaakt. Wat betreft menselijke geest en god zijn bestaan/niet bestaan niet altijd zinvolle begrippen, het is eerder een “laten” gebeuren of een liever niet laten gebeuren omdat het naief is overal doel en samenhang in te zien waar deze niet is. Als object, als spook, bestaat er noch een menselijke geest noch goden, hoe lang je ook zoekt. 

Sainte Chapelle Parijs
Object en verhaal
 
We hebben dus de neiging om gebeuren in de tijd “vorm” te geven in de vorm van verhalen.
Dingen in de tijd willen we als het ware ook ruimtelijk uitgedrukt zien maar ook andersom.
We geven  objecten ook een anekdotische, verhalende lading. Een schilderij vertelt vaak een verhaal, evenals bijvoorbeeld iconen, een foto of bepaalde objecten, een kruis, halve maan, davidster amuletten etc.. Maar ook museumstukken en gebouwen.


Taj Mahal, een gedicht in steen
 
Omdat we gebeurenblind zijn behandelen we mensen als objecten, we halen als het ware de mens uit zijn context. We geven ze geen kans, als ze “boventallig”zijn ontslaan we ze en in de zorg zijn het zorgeenheden. Als ze psychische problemen hebben stoppen we er vooral pillen in soms overigens terecht, maar we proberen als het ware vooral het object te verbouwen. Voor de mens als gebeuren en hoe de psychisch zieke mens tegen het gebeuren aankijkt hebben we geen oog (en tijd) meer.

zaterdag 11 januari 2014

WE HEBBEN DE TIJD

Te midden van een niet aflatende stroom gedachten stelt zich dus een ik, ingeval van een koning een wij. Wij ervaren onze gedachten als het werktuig, we denken hard na, denken goed of slecht of kunnen niet meer denken. Als we niet meer kunnen denken zijn we er nog wel, aldus zijn we dus niet de som van onze gedachten. De vraag waarvan onze gedachten het werktuig zijn is daarmee nog niet beantwoord.


Alles wegdenken

Een experiment kan daarbij helpen. Je kunt dingen bedenken maar ze ook wegdenken. Je ziet een flat in de verte, die kun je wegdenken. De zon kun je wegdenken, de maan, alles kun je wegdenken.
 
Wat blijft er over wat je niet weg kunt denken?
Tijd. Tijd kun je niet wegdenken, geen seconde, als er geen tijd is ben je niet meer bij bewustzijn. Als we bijvoorbeeld onder narcose zijn bestaat de tijd niet, maar ons bewustzijn ook niet.


Muziek en gedachten zijn niet in de ruimte, ze hebben geen ruimte nodig, ze zijn wel in de tijd. Ritmes en klanken zijn tijdintervallen, de essentie van muziek is niet geluid maar tijd, muziek speelt met onze tijdsbeleving/ziel.  


Marc Chagall
 
Wij zijn allemaal tijdbelevers, ook dieren, tijd is bewustzijn. Op de tijd van een meeuw bijvoorbeeld komt een meeuwenmodule, zijn tijd denkt als een meeuw dankzij meeuwenhersenen. Op de tijd van een olifant komt een olifantenmodule, op die van een mens een mensenmodule, intelligent of dom. Op de tijdsbeleving van bijvoorbeeld Spinoza kwam een Spinozamodule. De gedachten van Spinoza waren de  werktuigen van de Spinoza-tijdsbeleving.
Niemand weet wat tijd is, tijd is de tijd tussen gebeurtenissen, maar dat is geen antwoord.
Vertel me wat tijd is en ik vertel wie je bent. Tijd zijn we zelf.
 
 
Als je dronken of dement bent gaan de gebeurtenissen raar doen, volgordes veranderen, ze beklijven niet meer, maar de tijd blijft, niet de tijd, maar de gebeurtenissen raken verwrongen. Voor een demente van 90 leeft zijn/haar moeder bijvoorbeeld nog, dat is voor die mens op dat moment een vaststaand feit.
Kleuren nemen we met onze ogen waar, geluiden met onze oren. Tijd nemen we wel waar maar er is geen apart zintuig voor, we zijn het zelf, we nemen tijd met onze hele hersenen waar. Ook al zouden er geen gebeurtenissen zijn, dan zou er nog tijd zijn, anders zouden wij er niet zijn. Wel zou de tijd dan zijn zin verliezen.
Alle tijd die we waarnemen is verleden tijd, de tijd staat geen milliseconde stil. Het absolute heden, de kop van de tijd, is de dood, we storten dan als het ware in onszelf.
Volgens Boëthius 480-525 leeft God op de kop van de tijd, hij leeft in het absolute eeuwige heden, aldus lost Boëthius het probleem van de eigen wil/predestinatie van de mens op (wat toen al speelde). God is dus dood, dat had Nietzsche goed gezien (wel in een heel andere context) alleen is die kwalificatie in dit geval van geen enkel belang.

Op de kop van de tijd kan veroordeeld worden, in de tijd is alles causaal en kan in feite dus ook niet veroordeeld worden.
Wij nemen beslissingen in het heden, dan voelen we ons vrij, het verleden ligt achter ons. Achteraf kunnen onze beslissingen verklaard worden en blijkt dat we niet vrij waren.
Tijd verbind ons met elkaar en onze medeschepselen, ze nemen allemaal tijd waar.
Maar het scheidt hen ook, niemand kan jouw tijd beleven.
Het onderscheid ons ook van kunstmatige informatiesystemen.
Je kunt geen softwareprogramma bouwen dat tijd waarneemt. Een klok neemt geen tijd waar, wij nemen de tijd waar, wij meten de tijd met een klok. Als je de informatie uit een softwaresysteem haalt, haal je alles weg, er blijft geen tijdsbeleving over. Tijdsbeleving kunnen we ook niet programmeren omdat we simpelweg niet weten wat tijd is.  

Boëthius manuscript uit 1385
 
Als je dus alles wegdenkt blijft als meest essentiële tijdsbeleving over, dat is het eerste, de ziel (doel als je het in het Duits vertaald).
Dan komen er gebeurtenissen, gedachten en waarnemingen en rond die gebeurtenissen binnen die tijdsbeleving stelt zich een ik, dan wel een wij en bij Julius Caesar een hij. Eerst heb je tijd, dan identiteit. Tijdsbeleving en gebeurtenissen deden Napoleon Napoleon stellen, helaas Hitler om Hitler stellen, maar ook moeder Theresa om moeder Theresa.


De tijdsbeleving is dus persoonlijk, niemand kan jouw tijd beleven. Gedachten en waarnemingen zijn interpersoonlijk, dankzij taal. De unieke combinatie van gebeurtenissen en de eigenschappen van de module die deze gebeurtenissen verwerkt, de hersenen dus, maken iemands persoonlijkheid en geven waarnemingen een eigen karakter. Gebeurt er te weinig dan gaan we ons vervelen. Het is blijkbaar onaangenaam om de essentie van de tijdsbeleving waar te nemen. Wat dat betreft is verveling een interessante emotie. Het verlangen naar verlangens aldus Tolstoi in Anna Karenina. 

Tijdsbeleving is dus persoonlijk, maar tijd als zodanig waarschijnlijk niet. Alles wat we waarnemen is in de tijd. De tijd als zodanig heeft blijkbaar ook een begin gehad 14 miljard jaar terug. Het heelal heeft dus ook een eigen tijd.

Wordt vervolgd.

donderdag 2 januari 2014

WIJ HEBBEN GEDACHTEN


Het product van een hamer als werktuig is bijvoorbeeld een kast, het product van bijvoorbeeld een viool is muziek, het product van de hersenen zijn gedachten. De gedachte was volgens Descartes de kern van het menselijk bestaan, ik denk dus ik ben. Hij poneert daarbij een “ik” boven zijn gedachten. Anderen beweren juist dat dit een omkering is, het “ik” is het resultaat van gedachten.



Toch ervaren we een “ik” dat denkt, in vorige blogs is daar al aandacht aan besteedt.
We ervaren dus gedachten als werktuig van een “ik”, of zelfs een “wij”.
Koningen ervaren gedachten blijkbaar als een werktuig van een “wij”, pluralis maiestatis.  Wij Willem Alexander koning van Nederland”.
 

Julius Caesar poneerde in Commentarii De Bello Galli, waarin hij de verovering van Gallië beschrijft, een soort tweetrapsraket. Hij stelt een handelend ik boven zijn aanvankelijke ik, dat hij dan door de tweede ik als “hij” laat beschrijven. “Hij” sprak over zichzelf in de derde persoon, hij objectiveerde zichzelf. Makkelijker om jezelf aldus in een boek te bewieroken en een slachting goed te praten.
Ook veel politieagenten ervaren de mens als een meervoud “hoe hard reden wij?”. 



De gedachte is dus het product van de hersenen, maar zoals we in de vorige blog gezien hebben met de Londonse taxichauffeurs en de evolutie zijn de hersenen, ook het product van gedachten, van wishfull thinking.
Vaak lijkt er sprake te zijn van een serie geschakelde werktuigen.
Een viool produceert muziek, maar zonder toehoorder zou deze muziek geen zin hebben. Deze muziek produceert elektrische pulsen in de hersenen maar zonder het concept muziek kennende ik zouden deze pulsen op hun beurt geen zin hebben. Bij dit ik stuiten we dus steeds op een black box.

Zintuigprikkels worden in de hersenen omgezet in pulsen, die door??? worden omgezet in beelden, kleuren, tonen en geuren. Deze beelden, tonen, geuren en kleuren worden gecombineerd tot gedachten en bijvoorbeeld schilderijen en muziek. Ze krijgen een zin.
Hier bevinden we ons op de grens tussen de exacte wetenschappen en de menswetenschappen.
Het feit dat we over afzonderlijke “wetenschappen” spreken getuigd in feite al van een zekere onmacht om zaken als één geheel te zien. Wat ??? is dat ons de “menswetenschappen” in sleurt weten we niet al beweren we van wel. Misschien juist omdat het zich op de grens bevindt. 


 
Allegorie op de geschiedwetenschap van de Griekse schilder Nikolaos Gyzis

Gedachten zijn door taal als medium interpersoonlijk.
Beelden worden gecodeerd in taal, gramatica, woorden en letters, die worden in de hersenen van de ander opnieuw omgezet in pulsen, die op hun beurt weer door ??? van de ander in beelden en geluiden wordt omgezet, steeds net iets anders zo blijkt, er treed ruis op.
Taal heeft echter zoveel invloed dat de naar efficiëntie strevende hersenen in taal zijn gaan denken, we denken in woorden, al denkend spreekt men innerlijk tegen zichzelf. Als we langer in een ander land wonen schijnen we zelfs in een andere taal gaan denken. Maar we denken niet alleen in woorden en beelden maar ook in geluiden, klanken en zelfs geuren. Iedereen weet bijvoorbeeld hoe de stem van Obama klinkt. 



We denken de hele dag, niet denken lukt niet, al zijn er mensen die beweren dat ze dat wel kunnen. Zelfs als we slapen denken we, alleen noemen we het dan dromen.
We gaan er prat op dat we onze gedachten beheersen, maar dat is niet waar, de hele dag stromen ze binnen.
We kunnen ongewenste herinneringen hebben, bijvoorbeeld aan ongelukken of oorlog, maar ook ongewenste gedachten, bijvoorbeeld als we tobben.
 
Meestal ervaren we de gedachten als van onszelf, maar niet iedereen.
Je hebt mensen die stemmen horen, dus die gedachten ervaren als “niet eigen” stemmen,  een afwijking in de hersenen ligt hieraan ten grondslag.  Let wel, een afwijking, je zou je kunnen afvragen of het wel reëel is om een zelf te ervaren.

Ook dromen “overkomen ons”. Mensen kunnen verschrikkelijk lijden door nachtmerries, die echter een vorm van gedachten zijn. Tobben is een soort wakkere versies van een nachtmerrie. Alleen zijn we er in wakende toestand van overtuigd dat de tobberijen alleen in ons bestaan. Een dromer kan zich in zijn droom door iets buiten hem bedreigd weten, een monster, draak etc., maar het is zijn eigen brein die deze monsters oproept.
 
 

We zijn dus in beperkte mate meester over onze eigen gedachten, het is een werktuig dat we maar in beperkte mate beheersen. Ze beheersen ons evenzeer.
 
We inneren zintuigelijke prikkels tot gedachten, we herinneren ons prikkels en gedachten uit het verleden en we pro-inneren (anticiperen) dit naar de toekomst.
In feite zijn herinneringen gewoon gedachten maar dan over zaken uit het verleden. We denken over dingen die dichtbij zijn en veraf. Aan een geliefde van tien jaar geleden in Australië denken is geen enkel probleem.


 
Met gedachten proberen we tijd en ruimte virtueel teniet te doen tot één plek en één moment.
Hoe beter we er in slagen tijd en ruimte virtueel teniet te doen hoe verder ontwikkeld we onszelf beschouwen.
Insecten hebben een geheugen van een paar seconden, muizen misschien van een dag.
Olifanten en mensen hebben geheugens die decennia bestrijken, zelfs millennia als je de taal van mensen mee laat tellen, ze kunnen ook anticiperen. Als ons geheugen ons ernstig in de steek laat worden we “kinds” vinden we, we vallen terug in ontwikkeling .
We kunnen niet rechtstreeks in het verleden of de toekomst zien, onze herinneringen en verwachtingen kloppen niet altijd, ze zijn “opgeroepen”.
Omdat het absolute heden niet bestaat, de tijd staat nooit stil, geen milliseconde,  kunnen we in feite niets rechtstreeks zien. In feite is alle waarnemen en denken herinneren of anticiperen.
Denken is het combineren van heden, verleden, toekomst, ver weg en dichtbij. Hoe zinvoller en beter we combineren des te beter we denken. 


Olifant met knoop in slurf

Toch “denken” we dat we ons denken beheersen. Onze herinneringen overkomen ons vinden we. Denken doen we zelf. Je hebt denkers geen herinneraars. Iemand gaat een potje denken, niemand zegt ik ga een potje herinneren.
 
Gedachten zijn interpersoonlijk, ook ongewenste collectieve gedachten, hype’s en massahysterie komen maar al te vaak voor. De geschiedenis kent maar al teveel voorbeelden van collectieve nachtmerries die dan ook weer tot individuele nachtmerries leidden.
Voor koningen is dit natuurlijk een extra probleem omdat ze in hun eentje al een collectief zijn.
Maar voor ons geldt in feite hetzelfde, door taal en doordat we in taal denken, denken er in feite een heleboel mensen in ons. Onze ouders, leraren, de media en de reclame. 
Filosofische stromingen als het Stoïcisme benadrukken het belang over de beheersing van de gedachten. De objectieve werkelijkheid is zoals je er tegenaan kijkt. Doodgaan bijvoorbeeld is niet erg, wel hoe je er tegenaan kijkt. Geen makkelijke klus om gelijkmoedig tegen de dood aan te kijken, al heb je bluffers die beweren dat ze daar geen moeite mee hebben. 



Dus in feite zijn gedachten een werktuig van het “ik”, een moeilijk traceerbaar concept en van de “samenleving”, al even moeilijk traceerbaar.
Wat doet het ik als het niet denkt? Kluizenaars en mensen die mediteren proberen dat uit.
Door zich uit de gemeenschap terug te trekken en/of concentratie proberen ze hun gedachten te zuiveren en de bron ervan te ervaren.
Wat doet de gemeenschap als hij niet denkt.
We kunnen het proberen. Een week lang communiceren, op geen enkele wijze meer. Dan bestaat die gemeenschap een week lang niet meer, alleen wel in de hoofden van losse individuen.
 
 
 
Naast de gemeenschap worden onze gedachten ook bepaald door “de natuur”.
We hebben zo onze ingebouwde mechanismen, bijvoorbeeld voortplantingsdrang en angst. Deze mechanismen kunnen een enorme macht over ons denken uitoefenen. Veel vormen van denken zijn een verkapte vorm van natuurlijke driften.

Daarnaast zijn er waarschijnlijk beperkingen aan ons denkenvermogen met betrekking tot de “werkelijkheid”, maar die kennen we nauwelijks, als we ze zouden kennen zouden het geen beperkingen meer zijn.


De gemeenschap

Wat zijn dat in feite, de natuur, het ik en de gemeenschap, in samenwerking en verwevenheid de meesters over onze gedachten, taal en perceptie? In kunst en godsdiensten, maar ook door reclame en de politieke propaganda worden deze grootheden in (denk) beelden uitgedrukt. Vaak op een manipulerende wijze.
 
Der Krieg van Otto Dix 1924
 
Denk bijvoorbeeld aan het begrip “vaderland”. De gemeenschap van een bepaald land personifieert zich als een soort vader, aan wie men zijn leven te danken heeft. Door zich zo te personifiëren kan de gemeenschap eisen aan zijn leden stellen, evenals een vader dat aan zijn kinderen.
Voor een vader breng je immers offers, je bent hem dankbaar en hij kan iets aan je eisen. Het is een persoon.
Van dit principe is op een afschuwelijke manier misbruik gemaakt.
De aanvankelijke droom van de gemeenschap als het “vaderland” werd in de wereldoorlogen steeds meer een collectieve nachtmerrie. De vader verwerd tot een afschuwelijk monster die zijn eigen kinderen en alles opvrat. De mensen konden nauwelijks nog als individuen meer denken, het “vaderland” dacht in hen. In de huidige tijd is het in Noord Korea en bij de taliban waar soortgelijke spoken het denken van de mensen hebben overgenomen.


 
Daarnaast heb je ook collectieve dromen die aangenaam zijn, bijvoorbeeld de droom van de mensenrechten. Dat we, omdat we mens zijn, allemaal bepaalde basisrechten hebben.