Het product
van een hamer als werktuig is bijvoorbeeld een kast, het product van
bijvoorbeeld een viool is muziek, het product van de hersenen zijn gedachten.
De gedachte was volgens Descartes de kern van het menselijk bestaan, ik denk
dus ik ben. Hij poneert daarbij een “ik” boven zijn gedachten. Anderen beweren
juist dat dit een omkering is, het “ik” is het resultaat van gedachten.
Toch ervaren
we een “ik” dat denkt, in vorige blogs is daar al aandacht aan besteedt.
We ervaren dus
gedachten als werktuig van een “ik”, of zelfs een “wij”.
Koningen
ervaren gedachten blijkbaar als een werktuig van een “wij”, pluralis maiestatis.
Wij Willem Alexander koning van
Nederland”.
Julius Caesar
poneerde in Commentarii De Bello Galli, waarin hij de verovering van Gallië
beschrijft, een soort tweetrapsraket. Hij stelt een handelend ik boven zijn
aanvankelijke ik, dat hij dan door de tweede ik als “hij” laat beschrijven. “Hij”
sprak over zichzelf in de derde persoon, hij objectiveerde zichzelf. Makkelijker
om jezelf aldus in een boek te bewieroken en een slachting goed te praten.
Ook veel
politieagenten ervaren de mens als een meervoud “hoe hard reden wij?”.
De gedachte is dus het product van de hersenen, maar zoals we in de vorige blog gezien hebben met de Londonse taxichauffeurs en de evolutie zijn de hersenen, ook het product van gedachten, van wishfull thinking.
Vaak lijkt
er sprake te zijn van een serie geschakelde werktuigen.
Een viool
produceert muziek, maar zonder toehoorder zou deze muziek geen zin hebben. Deze
muziek produceert elektrische pulsen in de hersenen maar zonder het concept
muziek kennende ik zouden deze pulsen op hun beurt geen zin hebben. Bij dit ik
stuiten we dus steeds op een black box.
Zintuigprikkels
worden in de hersenen omgezet in pulsen, die door??? worden omgezet in beelden,
kleuren, tonen en geuren. Deze beelden, tonen, geuren en kleuren worden
gecombineerd tot gedachten en bijvoorbeeld schilderijen en muziek. Ze krijgen een
zin.
Hier
bevinden we ons op de grens tussen de exacte wetenschappen en de
menswetenschappen.
Het feit dat
we over afzonderlijke “wetenschappen” spreken getuigd in feite al van een
zekere onmacht om zaken als één geheel te zien. Wat ??? is dat ons de “menswetenschappen”
in sleurt weten we niet al beweren we van wel. Misschien juist omdat het zich
op de grens bevindt.
Allegorie op de geschiedwetenschap van de Griekse schilder Nikolaos Gyzis
Gedachten
zijn door taal als medium interpersoonlijk.
Beelden
worden gecodeerd in taal, gramatica, woorden en letters, die worden in de
hersenen van de ander opnieuw omgezet in pulsen, die op hun beurt weer door ???
van de ander in beelden en geluiden wordt omgezet, steeds net iets anders zo
blijkt, er treed ruis op.
Taal heeft
echter zoveel invloed dat de naar efficiëntie strevende hersenen in taal zijn
gaan denken, we denken in woorden, al denkend spreekt men innerlijk tegen
zichzelf. Als we langer in een ander land wonen schijnen we zelfs in een andere
taal gaan denken. Maar we denken niet alleen in woorden en beelden maar ook in
geluiden, klanken en zelfs geuren. Iedereen
weet bijvoorbeeld hoe de stem van Obama klinkt.
We denken de
hele dag, niet denken lukt niet, al zijn er mensen die beweren dat ze dat wel
kunnen. Zelfs als we slapen denken we, alleen noemen we het dan dromen.
We gaan er
prat op dat we onze gedachten beheersen, maar dat is niet waar, de hele dag
stromen ze binnen.
We kunnen
ongewenste herinneringen hebben, bijvoorbeeld aan ongelukken of oorlog, maar
ook ongewenste gedachten, bijvoorbeeld als we tobben.
Meestal
ervaren we de gedachten als van onszelf, maar niet iedereen.
Je hebt
mensen die stemmen horen, dus die gedachten ervaren als “niet eigen” stemmen, een afwijking in de hersenen ligt hieraan ten
grondslag. Let wel, een afwijking, je
zou je kunnen afvragen of het wel reëel is om een zelf te ervaren.
Ook dromen “overkomen ons”. Mensen kunnen verschrikkelijk lijden door nachtmerries, die echter een vorm van gedachten zijn. Tobben is een soort wakkere versies van een nachtmerrie. Alleen zijn we er in wakende toestand van overtuigd dat de tobberijen alleen in ons bestaan. Een dromer kan zich in zijn droom door iets buiten hem bedreigd weten, een monster, draak etc., maar het is zijn eigen brein die deze monsters oproept.
We zijn dus
in beperkte mate meester over onze eigen gedachten, het is een werktuig dat we
maar in beperkte mate beheersen. Ze beheersen ons evenzeer.
We inneren
zintuigelijke prikkels tot gedachten, we herinneren ons prikkels en
gedachten uit het verleden en we pro-inneren (anticiperen) dit naar de
toekomst.
In feite
zijn herinneringen gewoon gedachten maar dan over zaken uit het verleden. We
denken over dingen die dichtbij zijn en veraf. Aan een geliefde van tien jaar
geleden in Australië denken is geen enkel probleem.
Met
gedachten proberen we tijd en ruimte virtueel teniet te doen tot één plek en
één moment.
Hoe beter we
er in slagen tijd en ruimte virtueel teniet te doen hoe verder ontwikkeld we
onszelf beschouwen.
Insecten
hebben een geheugen van een paar seconden, muizen misschien van een dag.
Olifanten en
mensen hebben geheugens die decennia bestrijken, zelfs millennia als je de taal
van mensen mee laat tellen, ze kunnen ook anticiperen. Als ons geheugen ons ernstig
in de steek laat worden we “kinds” vinden we, we vallen terug in ontwikkeling .
We kunnen
niet rechtstreeks in het verleden of de toekomst zien, onze herinneringen en
verwachtingen kloppen niet altijd, ze zijn “opgeroepen”.
Omdat het
absolute heden niet bestaat, de tijd staat nooit stil, geen milliseconde, kunnen we in feite niets rechtstreeks zien. In
feite is alle waarnemen en denken herinneren of anticiperen.
Denken is
het combineren van heden, verleden, toekomst, ver weg en dichtbij. Hoe zinvoller
en beter we combineren des te beter we denken.
Olifant met knoop in slurf
Toch “denken” we dat we ons denken beheersen. Onze herinneringen overkomen ons vinden we. Denken doen we zelf. Je hebt denkers geen herinneraars. Iemand gaat een potje denken, niemand zegt ik ga een potje herinneren.
Gedachten
zijn interpersoonlijk, ook ongewenste collectieve gedachten, hype’s en
massahysterie komen maar al te vaak voor. De geschiedenis kent maar al teveel
voorbeelden van collectieve nachtmerries die dan ook weer tot individuele
nachtmerries leidden.
Voor
koningen is dit natuurlijk een extra probleem omdat ze in hun eentje al een
collectief zijn.
Maar voor
ons geldt in feite hetzelfde, door taal en doordat we in taal denken, denken er
in feite een heleboel mensen in ons. Onze ouders, leraren, de media en de
reclame.
Filosofische
stromingen als het Stoïcisme benadrukken het belang over de beheersing van de
gedachten. De objectieve werkelijkheid is zoals je er tegenaan kijkt. Doodgaan
bijvoorbeeld is niet erg, wel hoe je er tegenaan kijkt. Geen makkelijke klus om
gelijkmoedig tegen de dood aan te kijken, al heb je bluffers die beweren dat ze
daar geen moeite mee hebben.
Dus in feite
zijn gedachten een werktuig van het “ik”, een moeilijk traceerbaar concept en van
de “samenleving”, al even moeilijk traceerbaar.
Wat doet het
ik als het niet denkt? Kluizenaars en mensen die mediteren proberen dat uit.
Door zich uit
de gemeenschap terug te trekken en/of concentratie proberen ze hun gedachten te
zuiveren en de bron ervan te ervaren.
Wat doet de
gemeenschap als hij niet denkt.
We kunnen
het proberen. Een week lang communiceren, op geen enkele wijze meer. Dan
bestaat die gemeenschap een week lang niet meer, alleen wel in de hoofden van losse
individuen.
Naast de
gemeenschap worden onze gedachten ook bepaald door “de natuur”.
We hebben zo
onze ingebouwde mechanismen, bijvoorbeeld voortplantingsdrang en angst. Deze
mechanismen kunnen een enorme macht over ons denken uitoefenen. Veel vormen van denken zijn
een verkapte vorm van natuurlijke driften.
Daarnaast
zijn er waarschijnlijk beperkingen aan ons denkenvermogen met betrekking tot de
“werkelijkheid”, maar die kennen we nauwelijks, als we ze zouden kennen zouden
het geen beperkingen meer zijn.
De gemeenschap
Wat zijn dat in feite, de natuur, het ik en de gemeenschap, in samenwerking en verwevenheid de meesters over onze gedachten, taal en perceptie? In kunst en godsdiensten, maar ook door reclame en de politieke propaganda worden deze grootheden in (denk) beelden uitgedrukt. Vaak op een manipulerende wijze.
Der Krieg van Otto Dix 1924
Denk
bijvoorbeeld aan het begrip “vaderland”. De gemeenschap van een bepaald land personifieert
zich als een soort vader, aan wie men zijn leven te danken heeft. Door zich zo
te personifiëren kan de gemeenschap eisen aan zijn leden stellen, evenals een
vader dat aan zijn kinderen.
Voor een
vader breng je immers offers, je bent hem dankbaar en hij kan iets aan je eisen. Het is een persoon.
Van dit
principe is op een afschuwelijke manier misbruik gemaakt.
De aanvankelijke
droom van de gemeenschap als het “vaderland” werd in de wereldoorlogen steeds
meer een collectieve nachtmerrie. De vader verwerd tot een afschuwelijk monster
die zijn eigen kinderen en alles opvrat. De mensen konden nauwelijks nog als
individuen meer denken, het “vaderland” dacht in hen. In de huidige tijd is het
in Noord Korea en bij de taliban waar soortgelijke spoken het denken van de
mensen hebben overgenomen.
Daarnaast
heb je ook collectieve dromen die aangenaam zijn, bijvoorbeeld de droom van de
mensenrechten. Dat we, omdat we mens zijn, allemaal bepaalde basisrechten
hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten