Translate

donderdag 2 januari 2014

WIJ HEBBEN GEDACHTEN


Het product van een hamer als werktuig is bijvoorbeeld een kast, het product van bijvoorbeeld een viool is muziek, het product van de hersenen zijn gedachten. De gedachte was volgens Descartes de kern van het menselijk bestaan, ik denk dus ik ben. Hij poneert daarbij een “ik” boven zijn gedachten. Anderen beweren juist dat dit een omkering is, het “ik” is het resultaat van gedachten.



Toch ervaren we een “ik” dat denkt, in vorige blogs is daar al aandacht aan besteedt.
We ervaren dus gedachten als werktuig van een “ik”, of zelfs een “wij”.
Koningen ervaren gedachten blijkbaar als een werktuig van een “wij”, pluralis maiestatis.  Wij Willem Alexander koning van Nederland”.
 

Julius Caesar poneerde in Commentarii De Bello Galli, waarin hij de verovering van Gallië beschrijft, een soort tweetrapsraket. Hij stelt een handelend ik boven zijn aanvankelijke ik, dat hij dan door de tweede ik als “hij” laat beschrijven. “Hij” sprak over zichzelf in de derde persoon, hij objectiveerde zichzelf. Makkelijker om jezelf aldus in een boek te bewieroken en een slachting goed te praten.
Ook veel politieagenten ervaren de mens als een meervoud “hoe hard reden wij?”. 



De gedachte is dus het product van de hersenen, maar zoals we in de vorige blog gezien hebben met de Londonse taxichauffeurs en de evolutie zijn de hersenen, ook het product van gedachten, van wishfull thinking.
Vaak lijkt er sprake te zijn van een serie geschakelde werktuigen.
Een viool produceert muziek, maar zonder toehoorder zou deze muziek geen zin hebben. Deze muziek produceert elektrische pulsen in de hersenen maar zonder het concept muziek kennende ik zouden deze pulsen op hun beurt geen zin hebben. Bij dit ik stuiten we dus steeds op een black box.

Zintuigprikkels worden in de hersenen omgezet in pulsen, die door??? worden omgezet in beelden, kleuren, tonen en geuren. Deze beelden, tonen, geuren en kleuren worden gecombineerd tot gedachten en bijvoorbeeld schilderijen en muziek. Ze krijgen een zin.
Hier bevinden we ons op de grens tussen de exacte wetenschappen en de menswetenschappen.
Het feit dat we over afzonderlijke “wetenschappen” spreken getuigd in feite al van een zekere onmacht om zaken als één geheel te zien. Wat ??? is dat ons de “menswetenschappen” in sleurt weten we niet al beweren we van wel. Misschien juist omdat het zich op de grens bevindt. 


 
Allegorie op de geschiedwetenschap van de Griekse schilder Nikolaos Gyzis

Gedachten zijn door taal als medium interpersoonlijk.
Beelden worden gecodeerd in taal, gramatica, woorden en letters, die worden in de hersenen van de ander opnieuw omgezet in pulsen, die op hun beurt weer door ??? van de ander in beelden en geluiden wordt omgezet, steeds net iets anders zo blijkt, er treed ruis op.
Taal heeft echter zoveel invloed dat de naar efficiëntie strevende hersenen in taal zijn gaan denken, we denken in woorden, al denkend spreekt men innerlijk tegen zichzelf. Als we langer in een ander land wonen schijnen we zelfs in een andere taal gaan denken. Maar we denken niet alleen in woorden en beelden maar ook in geluiden, klanken en zelfs geuren. Iedereen weet bijvoorbeeld hoe de stem van Obama klinkt. 



We denken de hele dag, niet denken lukt niet, al zijn er mensen die beweren dat ze dat wel kunnen. Zelfs als we slapen denken we, alleen noemen we het dan dromen.
We gaan er prat op dat we onze gedachten beheersen, maar dat is niet waar, de hele dag stromen ze binnen.
We kunnen ongewenste herinneringen hebben, bijvoorbeeld aan ongelukken of oorlog, maar ook ongewenste gedachten, bijvoorbeeld als we tobben.
 
Meestal ervaren we de gedachten als van onszelf, maar niet iedereen.
Je hebt mensen die stemmen horen, dus die gedachten ervaren als “niet eigen” stemmen,  een afwijking in de hersenen ligt hieraan ten grondslag.  Let wel, een afwijking, je zou je kunnen afvragen of het wel reëel is om een zelf te ervaren.

Ook dromen “overkomen ons”. Mensen kunnen verschrikkelijk lijden door nachtmerries, die echter een vorm van gedachten zijn. Tobben is een soort wakkere versies van een nachtmerrie. Alleen zijn we er in wakende toestand van overtuigd dat de tobberijen alleen in ons bestaan. Een dromer kan zich in zijn droom door iets buiten hem bedreigd weten, een monster, draak etc., maar het is zijn eigen brein die deze monsters oproept.
 
 

We zijn dus in beperkte mate meester over onze eigen gedachten, het is een werktuig dat we maar in beperkte mate beheersen. Ze beheersen ons evenzeer.
 
We inneren zintuigelijke prikkels tot gedachten, we herinneren ons prikkels en gedachten uit het verleden en we pro-inneren (anticiperen) dit naar de toekomst.
In feite zijn herinneringen gewoon gedachten maar dan over zaken uit het verleden. We denken over dingen die dichtbij zijn en veraf. Aan een geliefde van tien jaar geleden in Australië denken is geen enkel probleem.


 
Met gedachten proberen we tijd en ruimte virtueel teniet te doen tot één plek en één moment.
Hoe beter we er in slagen tijd en ruimte virtueel teniet te doen hoe verder ontwikkeld we onszelf beschouwen.
Insecten hebben een geheugen van een paar seconden, muizen misschien van een dag.
Olifanten en mensen hebben geheugens die decennia bestrijken, zelfs millennia als je de taal van mensen mee laat tellen, ze kunnen ook anticiperen. Als ons geheugen ons ernstig in de steek laat worden we “kinds” vinden we, we vallen terug in ontwikkeling .
We kunnen niet rechtstreeks in het verleden of de toekomst zien, onze herinneringen en verwachtingen kloppen niet altijd, ze zijn “opgeroepen”.
Omdat het absolute heden niet bestaat, de tijd staat nooit stil, geen milliseconde,  kunnen we in feite niets rechtstreeks zien. In feite is alle waarnemen en denken herinneren of anticiperen.
Denken is het combineren van heden, verleden, toekomst, ver weg en dichtbij. Hoe zinvoller en beter we combineren des te beter we denken. 


Olifant met knoop in slurf

Toch “denken” we dat we ons denken beheersen. Onze herinneringen overkomen ons vinden we. Denken doen we zelf. Je hebt denkers geen herinneraars. Iemand gaat een potje denken, niemand zegt ik ga een potje herinneren.
 
Gedachten zijn interpersoonlijk, ook ongewenste collectieve gedachten, hype’s en massahysterie komen maar al te vaak voor. De geschiedenis kent maar al teveel voorbeelden van collectieve nachtmerries die dan ook weer tot individuele nachtmerries leidden.
Voor koningen is dit natuurlijk een extra probleem omdat ze in hun eentje al een collectief zijn.
Maar voor ons geldt in feite hetzelfde, door taal en doordat we in taal denken, denken er in feite een heleboel mensen in ons. Onze ouders, leraren, de media en de reclame. 
Filosofische stromingen als het Stoïcisme benadrukken het belang over de beheersing van de gedachten. De objectieve werkelijkheid is zoals je er tegenaan kijkt. Doodgaan bijvoorbeeld is niet erg, wel hoe je er tegenaan kijkt. Geen makkelijke klus om gelijkmoedig tegen de dood aan te kijken, al heb je bluffers die beweren dat ze daar geen moeite mee hebben. 



Dus in feite zijn gedachten een werktuig van het “ik”, een moeilijk traceerbaar concept en van de “samenleving”, al even moeilijk traceerbaar.
Wat doet het ik als het niet denkt? Kluizenaars en mensen die mediteren proberen dat uit.
Door zich uit de gemeenschap terug te trekken en/of concentratie proberen ze hun gedachten te zuiveren en de bron ervan te ervaren.
Wat doet de gemeenschap als hij niet denkt.
We kunnen het proberen. Een week lang communiceren, op geen enkele wijze meer. Dan bestaat die gemeenschap een week lang niet meer, alleen wel in de hoofden van losse individuen.
 
 
 
Naast de gemeenschap worden onze gedachten ook bepaald door “de natuur”.
We hebben zo onze ingebouwde mechanismen, bijvoorbeeld voortplantingsdrang en angst. Deze mechanismen kunnen een enorme macht over ons denken uitoefenen. Veel vormen van denken zijn een verkapte vorm van natuurlijke driften.

Daarnaast zijn er waarschijnlijk beperkingen aan ons denkenvermogen met betrekking tot de “werkelijkheid”, maar die kennen we nauwelijks, als we ze zouden kennen zouden het geen beperkingen meer zijn.


De gemeenschap

Wat zijn dat in feite, de natuur, het ik en de gemeenschap, in samenwerking en verwevenheid de meesters over onze gedachten, taal en perceptie? In kunst en godsdiensten, maar ook door reclame en de politieke propaganda worden deze grootheden in (denk) beelden uitgedrukt. Vaak op een manipulerende wijze.
 
Der Krieg van Otto Dix 1924
 
Denk bijvoorbeeld aan het begrip “vaderland”. De gemeenschap van een bepaald land personifieert zich als een soort vader, aan wie men zijn leven te danken heeft. Door zich zo te personifiëren kan de gemeenschap eisen aan zijn leden stellen, evenals een vader dat aan zijn kinderen.
Voor een vader breng je immers offers, je bent hem dankbaar en hij kan iets aan je eisen. Het is een persoon.
Van dit principe is op een afschuwelijke manier misbruik gemaakt.
De aanvankelijke droom van de gemeenschap als het “vaderland” werd in de wereldoorlogen steeds meer een collectieve nachtmerrie. De vader verwerd tot een afschuwelijk monster die zijn eigen kinderen en alles opvrat. De mensen konden nauwelijks nog als individuen meer denken, het “vaderland” dacht in hen. In de huidige tijd is het in Noord Korea en bij de taliban waar soortgelijke spoken het denken van de mensen hebben overgenomen.


 
Daarnaast heb je ook collectieve dromen die aangenaam zijn, bijvoorbeeld de droom van de mensenrechten. Dat we, omdat we mens zijn, allemaal bepaalde basisrechten hebben.

Geen opmerkingen: