Translate

zondag 6 augustus 2017

REGELMATIGHEDEN, TAAL EN WAARNEMEN


We denken in taal en de taal denkt in ons. Je hebt lichaamstaal, gebarentaal, kleurentaal vormentaal etc.. Wat is taal, wat is de oorsprong van taal? 

Grofweg honderdduizend jaar geleden waren de hersenen van de mens (mensachtigen) ver genoeg ontwikkeld voor het ontstaan van taal. Men ging dingen verklanken, benoemen, voorwerpen etc. . Deze ontwikkeling betekende een revolutie, jachttechnieken verbeterden door meer communicatie, werktuigen verbeterden en nog later ontstonden de eerste creatieve uitingen, getuige de grottekeningen.

Waarom is deze voorstelling van zaken fout?

Het volgende ter verduidelijking.
Grofweg vijftig miljoen jaar geleden was de echolokatie van vleermuizen ver genoeg ontwikkeld zodat ze ook ’s nachts gingen vliegen.
Grofweg 30 miljoen jaar geleden kregen walvisachtigen vinnen zodat ze in zee gingen leven.



Hier treedt de redeneerfout duidelijker aan het licht. Vleermuizen kregen echolokatie omdat ze ’s-nachts vlogen, walvisachtigen kregen vinnen omdat ze al in zee zwommen.
Iets soortgelijks geldt voor taalgebruikende organismen, taal is niet in de hersenen ontwikkeld, maar andersom, hersenen ontwikkelen zich omdat ze met taal bezig zijn. Zoals walvisachtigen in zee gingen leven, duiken organismen als het ware in de taal. De omstandigheden in de zee vereisen vinnen, de omstandigheden van de taal vereisen adequate hersenen, een ontwikkelde frontaalkwab bijvoorbeeld. Wel is er sprake van wederkerigheid, taal ontwikkelt hersenen, geschiktere hersenen ontwikkelen taal, een soort zichzelf instandhoudend multipliereffect.

Bij onderzoek (ongeveer in 2011) van Londonse taxichaufeurs is gebleken uit MRI scans dat er tijdens het studeren op de uitgebreide informatie, nodig om aan de slag te mogen gaan als taxichaufeur, meer grijze massa werd aangemaakt in de hippocampus en het geheugen van de deelnemers vervolgens verbeterde. Verwerkingen door de chaufeurs van de infrastructuur van London heeft invloed op de hersenontwikkeling. Hetzelfde geldt voor de verwerking van de infrastructuur van taal zou je kunnen zeggen. De infrastructuur van taal is iets wat gedurende duizenden generaties is ontstaan. Iets dat in feite wortelt in de evolutie van het leven vanaf het eerste begin.


Hersenen vormen zich naar de infrastructuur van de taal.
Evolutie draait niet alleen om overleven maar vooral ook om baltsgedrag van mannetjes en vrouwtjes. De taligsten planten zich het vaakste voort. Taal speelt een belangrijke rol in het baltsgedrag van mensen. Denk aan complimenten, humor, liefdesgedichten, zingen, zwoel gepraat, lichaamstaal etc.. De taal houdt zichzelf op deze manier instant en een taalinfrastructuur vormt zich gedurende generaties.


Baltsgedrag
 
Op deze manier vormt de taalinfrastructuur ook de hersenen gedurende generaties. Dat proces is nog steeds bezig. Een soort stroomversnelling met betrekking tot hersen/taalontwikkeling moet er op enig punt in de geschiedenis wel geweest zijn, misschien ongeveer 100.000 jaar geleden.

Taal heeft alles te maken met de regelmatigheden (hiermee bedoeld ook de regelmatigheden in de onregelmatigheden) in de wereld. In een wereld zonder regelmatigheden zou taal zinloos zijn. Elk voorwerp zou telkens anders zijn, elk combinatie zou anders zijn, elke gebeurtenis zou anders zijn dan andere. Begrippen met vaste woorden zouden niet bestaan. Er zou maar één woord bestaan, chaos, taal zou als het ware niet plakken en onmogelijk zijn. Ook inductie zou onmogelijk zijn, bijvoorbeeld morgen komt de zon weer op want dat doet hij elke morgen. Een al dan niet met taal verbonden signaal, bijvoorbeeld een geluid (woord), kleur, geur etc. hoort bij een regelmatigheid.


Aan de wortel van de taal en de daar bijbehorende hersenontwikkeling ligt dus de regelmatigheid gecombineerd met een reactie daarop. Deze reactie kan dus een klank, geur, kleur gebaar of wat dan ook zijn. Het feit dat er taal bestaat zegt iets over de wereld.
Bloemen gaan open als reactie op de regelmatigheid het opkomen van de zon. Hanen kraaien als reactie bij het opkomen van de zon.



 
Haan van Picasso
 
Regelmatigheid en reactie zijn niet altijd even duidelijk. Een marsbewoner zou kunnen denken dat stoplichten reageren op de situatie van het kruispunt. Als het veilig is om door te rijden springt het op groen. Het is echter andersom, omdat het op groen springt rijdt men door. Combineer miljarden grote en kleine reacties op regelmatigheden en de door deze reacties die nu zelf regelmatigheid zijn, op hun beurt veroorzaakte reacties tot een samenhangend systeem en je krijgt een taal. Met woorden, gebaren, kleuren, geluiden, vormen, tekens maar andere media zijn ook te verzinnen. Het systeem, de manier waarop je combineerd is de syntaxis. 

Taal is een communicatiemiddel. De ontwikkeling van taal heeft alles te maken met het geven van signalen. Sommige zoogdieren en vogels geven elkaar doelbewust signalen zonder dat je nog van een echte taal kunt spreken. Apen kunnen elkaar zelfs bewust bedriegen met valse signalen. In de evolutie gaan aan bewuste signalen, instinctieve automatische signalen vooraf, signalen die een dier instinctief geeft als zich iets voordoet. Een haan moet kraaien als de zon opkomt, bij een zonsverduistering doet hij hetzelfde, het is een instictief automatisme. Het kraaien maakt als het ware deel uit van de waarneming van de ondergaande zon. Vraag is inhoeverre je het kraaien nog als signaal kunt aanmerken, hij ziet en hij kraait. Wij onderscheiden bij de haan waarneming en signaal en zeggen bij zonopkomst kraait hij. Vanuit de haan is het echter één proces. Vogels, vissen, garnalen, zeesterren etc., allemaal kennen ze reflexmatige signalen. Nog verder terug in de evolutie gaan de reacties op gebeurtenissen die steeds plaatsvinden maar ook in onze ogen geen signaal meer zijn.

Wikipedia

Een plant gaat open bij opkomende zon. Het opengaan van de plant vindt plaats bij het waarnemen van de zon door de plant, of beter gezegd is het waarnemen van de zon door de plant.

Een veld met planten neemt als het ware als een serie sensors de opkomende zon waar doordat alle bloemen opengaan.
De sensoren die bijvoorbeeld die ons zicht regelen reageren ook als het ware “plantaardig” (“plantaardig” is like a plant) op licht. Zenuwcellen geven pulsen af bij lichtdetectie, net zoals als planten opengaan. Ze kunnen als het ware niet anders.

Wikipedia

De automatische reacties op gebeurtenissen als kraaien, blaffen, piepen worden bij voortschrijdende hersenontwikkeling steeds meer als het ware uit hun geconditioneerde context gehaald en aangewend tot bewuste signalen, zotdat deze signalen een leven op zichzelf gaan leiden en taal kan ontstaan.

Als je teruggaat in de evolutie verdwijnt het verschil tussen taal en waarnemen/perceptie (waarnemen in dutch and perception in English is the same word). Het kraaien van de haan is een inherent onderdeel van het waarnemen van de opkomende zon. Hij ziet en kraait reflexmatig het hoort bij zijn waarnemingstaal (inderdaad een fout gebruik van het woord taal, zie het als metafoor). The language of his perception.

Het opengaan van de bloemen is het waarnemen van de zon in de waarnemingstaal van bloemen. Hetzelfde geldt voor onze censoren en zenuwcwellen. Ons waarnemen is als het ware een soort “plantaardige” waarnemingstaal van onze sensoren. Ze reageren op hun manier op onregelmatigheden (licht, luchttrillingen). Bij de haan zorgen de censoren dan voor een kraaireflex.


Als wij horen trilt ons trommelvlies, daar kunnen we niets aan doen. We kunnen ons trommelvlies niet stilzetten bij het horen van slechte muziek, helaas. De reflexmatiege “waarnemingstaal” van het trommelvlies is trillen. Wijzelf hebben de keus om te zeggen “rotmuziek”. Ergens is de reflexmatige waarnemingstaal, het trillen van het trommelvlies losgekoppeld van echte taal, de reactie “wat een rotmuziek”.

Trommelvlies wikipedia

Bij taal worden dus de waarnemingen gekoppeld aan de van automatisme losgekoppelde signalen. We kunnen als we wensen zeggen “kijk de zon komt op”. 
Wanneer dat in de geschiedenis van de mens gebeurt is? Misschien zijn we geluiden van verschijnselen na gaan doen en zijn de oudste woorden onomatopeeën (sis, boem, splash etc.).

Taal en waarnemen wortelen aldus feitelijk in hetzelfde, waarneming is een reactie op een onregelmatigheid, taal is een reactie op de waarneming maar ook verwant aan een waarneming.
Taal beeldt de wereld niet af en het is ook geen eigen wereld. De oudste taaluiting was een onbewuste reactie naar aanleiding van een regelmatigheid/onregelmatigheid. In feite is waarnemen al een taaluiting bijvoorbeeld door planten en cellen op microniveau. Onze cellen reageren als het ware “plantaardig” en (ver)talen tot waarnemingen.

Taal zit wat dat betreft reeds in de eerste waarneming die ooit door een organisme is gedaan besloten.
Van onze taal/denken in het algemeen kun je niet zeggen dat hij de regelmatigheden van de wereld fout of goed afbeeldt. Als een bloem opengaat naar aanleiding van het opkomen van de zon dan is dat zo, daar valt geen waardeoordeel juist/fout aan toe te kennen, dat is nu eenmaal de waarnemingstaal van een bloem.

Hetzelfde geldt voor onze primaire perceptie, deze berust immers op miljarden bloemopengaan achtige reacties (the same reactions as opening of flowers) in ons zenuwstelsel.
Als wij morgenrood zien gevolgd door een gloeiende bol dan is dat zo. Zo openbaart zich de regelmatigheid opkomende zon aan ons. Iets anders kunnen we met onze zintuigen niet waarnemen. Alleen met de secundaire (talige) beoordeling van waarnemingen kunnen we fouten maken, als we bijvoorbeeld de zon voor de maan aanzien etc.. Ons geheugen is dan in de war.


Tegen een veld met opengaande planten kun je niet zeggen dat het fout op de zon reageert dus dat de waarneming van het veld door een wereld wordt veroorzaakt die anders is dan het waarneemt. Het verschijnsel zon veroorzaakt nu eenmaal opengaan, verschijnsel en waarneming zijn één.
De regelmatigheid van het opkomen van de zon en opengaan van de planten is één proces, er is geen sprake van een veldwereld en daarvan afgescheiden een wereld. Bloemen kunnen niet anders dan opengaan, kraaien kunnen ze bijvoorbeeld niet. 


Evenzo de regelmatigheden waar wij op reageren. Het enige wat een bloem doet bij het opkomen van de zon is opengaan. Het enige dat ons zenuwstelsel doet bij een regelmatigheid is miljarden malen en gekoppeld bloemachtig reageren. Regelmatigheid (de zon) en reactie is één proces, daar valt geen waardeoordeel aan te verbinden.
Net als bloemen alleen kunnen opengaan en niet kraaien, kunnen wij horen, zien voelen, ruiken maar bijvoorbeeld niet gnuizen zoals de bewoners van de  denkbeeldige planeet Blor (wat dat is kunnen we ons niet voorstellen, zoals een totaal kleurenblinde die zo geboren is zich niet kan voorstellen wat een kleur is).

Maar net als bloemen geen onjuiste zonperceptie hebben ten opzichte van hanen hebben wij geen onjuiste reactie op regelmatigheden ten opzichte van Blorianen. De natuur als geheel echter gaat open als bloem, kraait, kan wat wij kunnen en wat de Blorianen kunnen. Niemand weet hoeveel manieren er zijn om de regelmatigheden van de wereld waar te nemen of nog zullen ontstaan. Als je een regelmatigheid op alle mogelijke manieren die er zijn zou kunnen waarnemen dan heb je de essentie, de waarheid te pakken. Niemand en niets kan dat.

Wat aan dit alles ten grondslag ligt, waardoor dit alles, taal en waarnemen gecreeërd worden zijn ontegenzeggelijk regelmatigheden of regelmatige onregelmatigheden. Vergelijk het met geluiden in muziek, ook een taal, niet de geluiden zijn daarin leidend maar de regelmatigheden (regelmatige onregelmatigheden) van het geluid. Geluid met heel weinig regelmatigheden/regelmatige onregelmatigheden) is geloei, gebrom of kakofonie. 


Gregoriaanse muziek Wikipedia
 
In zekere zin zijn de drie elementen, de regelmatigheden in de wereld, waarnemen en taal een eenheid. Er is nooit een vaststaand moment geweest dat de mensheid genoeg hersencapaciteit had om een taal te ontwikkelen die correspondeert met zijn waarnemingen, in die zin dat je kunt zeggen "toen had de mens geschikte hersenen voor taal, daarvoor niet". Taalvermogen en hersencapaciteit zijn gelijk opgegaan, wel waren er versnellingen in ontwikkelingen. Taal correspondeert niet zozeer met onze waarnemingen, taal wortelt in onze waarnemingen. Is daar een onderdeel van.

woensdag 8 maart 2017

TIJD IS GEEN BRIL


Wederom een speculatieve blog.

Vroeger was het heelal netjes en duidelijk, een ding in de eeuwige ruimte en tijd. Materie was de speler, ruimte en tijd het toneel. Sinds Einstein is die visie veranderd. Materie, tijd en ruimte interageren met elkaar. Er zijn zwarte gaten waar zich ongekende fenomenen voordoen met betrekking tot materie, ruimte en tijd. Materie is niet langer de speler in een ruimte/tijdtheater, het hele theater speelt mee. Ruimte, tijd, materie en krachten spelen één groot “spel”.

Er is als ware sprake van één grote Spinozistische substantie, Einstein refereerde ook aan Spinoza.
Laten we echter voor het gemak “tijd” isoleren. 
Vroeger bevond men zich in de tijd, men was als materie een speler in de eeuwige ruimte/tijd.
Toen gaf Kant ons een bril op.
Alles wat we kennen verschijnt aan ons dankzij die “bril”(van a-priori oordelen gevormd met behulp van de vormen van het verstand en zintuigen). Waardoor datgene buiten ons, "de wereld” a-priori gerangschikt wordt om aan ons te verschijnen zoals we deze wereld kennen. Met name met ruimte en tijd, die Kant als vormen van de zintuigen aanduidde. Die "bril" hebben we op omdat we met ons verstand (brein) en zintuigen tot een bepaalde soort horen. Zonder die bril bestaat er alleen maar één groot tijdloos "ding an sich" waarover we niets kunnen weten omdat het niet aan ons verschijnt. Objecten, soorten en andere specificaties maar bijvoorbeeld ook causaliteit nemen we dus alleen maar waar omdat ons verstand en zintuigen ons de wereld op een bepaalde manier laat zien.
Zonder die "bril" is de wereld dus onkenbaar volgens Kant.


Google bril, Wikipedia
Vreemd is dat hier sprake is van een bril die opgezet wordt door iets dat alleen door die bril zichtbaar is, namelijk een “soort”. Een bril tovert dus iets te voorschijn, dat datgene dat tevoorschijn is getoverd (soort) opzet om zichzelf tevoorschijn te toveren om die bril op te zetten etc. .
De Kantiaanse circel dus.


circel van kant Wikipedia
(Kant and lace is the same word in dutch :-))
Met tijd en ruimte is het nog vreemder gesteld. Tijd en ruimte zijn aldus Kant de vormen van de zintuigen. Maar dat kan nooit kloppen. We kunnen immers alles wegdenken, behalve tijd en ruimte, tijd en ruimte zijn we zelf, zonder tijd en ruimte zijn we er niet. Vanuit die positie kun je ook geen bril opzetten. Tijd en ruimte zijn de bestaansvoorwaarden, de bron van de zintuigen, van welke aard dan ook. Zintuigelijke waarneming is niet de bron van de tijd, maar tijd(en ruimte etc.) is de bron van zintuigelijke waarneming. We voegen tijd en ruimte niet toe aan onszelf, we zijn het zelf. 

Door Einstein blijkt dat tijd en ruimte geheel met materie verweven is.
Eerst werd dus gesteld dat we in de tijd leven. Kant stelt dat we met de tijd leven, onze zintuigelijke waarneming zou ons tijd laten beleven, het is een modus van de zintuigen. Ieder van ons draagt dus een eigen, maar wel overeenkomstige, tijds/ruimtebril mee.
In de huidige visie zou je kunnen zeggen dat we van de tijd zijn (vereenvoudigd omdat het begrip tijd dus niet te isoleren is zo blijkt). De tijd bezit ons niet wij bezitten de tijd (ruimte etc.).

In feite zijn we in ons denken een soort metselaars. Met het op de juist manier stapelen van bouwstenen bouw je een paleis, villa of kathedraal. Met digitale bouwstenen bouw je een computer en als je maar genoeg bouwstenen aansleept kun je ook een “mind” met tijdsbesef en intentionaliteit bouwen.
Bouwen met bouwstenen is een formele, procedurele activiteit.
John Searles schreef een artikel in 1980 “Minds, Brains, en Programs.
Met het beeld van een Chinese kamer toont hij aan dat er onderscheid is tussen formele (Chinese) taalkennis en intentionele taalkennis. Procedurale kennis, dus puur formele kennis berustend op het procedurele combineren van de juiste zinnen zonder de intentie te kennen. De lettercombinaties kloppen, de beelden en begrippen ontbreken, de manier waarop een computer taal kent. Een (niet Chinees kennende) ambtenaar in de kamer combineert feilloos de juiste lettertekens op basis van een handboek, zonder wat Searle noemt over intentionele taalkennis te beschikken. Als de ambtenaar het hele systeem compleet met handboek uit zijn hoofd leert dan zit het hele systeem welliswaar in een intentioneel wezen gevat, de ambtenaar zelf dus, maar is er nog steeds geen sprake van een intentioneel systeem. De ambtenaar kent zijn eigen taal echt, maar Chinees alleen tot en met de formele tekencombinaties.
Hoeveel procedurele elementen je ook combineert in bijvoorbeeld een computer, je zult nooit tot een “intentioneel”systeem komen. Intentionaliteit is, aldus Searles, een biologisch fenomeen, als fotosynthese of lactatie.

Fotosynthese

Wat hij met intentioneel bedoeld maakt hij niet duidelijk in het artikel.

De terechte kritiek van Searles is dat je imitatie en simulatie door elkaar haalt en dat het idee dat met formele en procedurele bouwstenen intentionaliteit kunt creëren berust op dualisme. Een materieel systeem genereert in dit geval een “mind”. Je hebt dus twee dingen, het materieel systeem en de mind.  

Intentionaliteit zit dieper in het systeem, zo werd met weinig succes vervolgens beweerd. Als je maar genoeg blijft stapelen en bouwen, tot op nano-niveau aan toe, zou je een intentioneel systeem krijgen. Een hoop niet altijd even zinnige dingen werden geschreven over “het Quantumbrein”etc..De Quantumwereld als een soort wonderwereld van waaruit veel verschijnselen die er in wortelen verklaard kunnen worden. 

Terug naar tijd. Volgens mij kun je een systeem tijd laten meten, maar nooit laten beleven. Een systeem is datgene wat het doet, maar kan nooit afstand van zichzelf nemen (in de tijd).
Een systeem kent alleen maar afgeleide tijd, wij beleven de tijd in een systeem. Volgens mij zijn wij, mensen en dieren, modules van de tijd (versimpeld beeld dus omdat tijd interwoven is met materie, krachten etc..). Een insect is tijd met een insectenmodule, een olifant tijd met een olifantenmodule en wij tijd met een mens (Jan, Piet, Kees) module.

Wat ons intentioneel maakt is dat wij niet samenvallen met onze eigen module. Als die niet of half werkt zijn we er nog. We kunnen er tegenaan kijken, zelfs een insect (misschien in mindere mate en insectenperceptie van tijd zal sneller gaan).
Wij zijn modules vanuit de tijd, de modules die wij maken zijn afgeleid en zullen nooit een eigen tijdsbesef krijgen. 


Modules
Interessant is Kant visie op rekenkunde en meetkunde als functies van tijd en ruimte. Dat is de rede waarom wiskundige en meetkundige waarheden ons overstijgen, het zijn functies van datgene wat we uiteindelijk zelf zijn. Als we sterven vindt er als het ware een lokale harde reset plaats, de tijd blijft voortbestaan en vormt nieuwe modules, misschien ook dankzij de eerder besproken denkfactoren. Wij dragen echter niet de tijd, ruimte en rekenkunde, tijd, ruimte reken- en meetkunde dragen ons. De tijd, ruimte, reken- en meetkunde in ons is dezelfde als die buiten ons, om met de Stoïcijnen te spreken. 


Cel Wikipedia
Hoe deze verbinding tussen tijd en leven in elkaar zit? We weten dat leven, zoals wij het kennen, een verbinding is tussen koolstof en elektromagnetisme is (dus inderdaad wel verschijnselen op nano-niveau). In een cel vinden elektromagnetische verschijnselen plaats. Wellicht zullen we meer van ruimte tijd en materie moeten weten om een en ander te duiden.